arrow_rightarrow_righticon_excelicon_pficon_ppticon_wordmagnifier

Programma – maandag 3 april

maandag 03 apr

08:45

Inschrijving en ontvangst

Welkomstwoord voorzitter Vaatdagen 2023

Dr. Adriaan Moelker, interventieradioloog, Erasmus MC

Sessie 1 | Veneus

Voorzitters: Dr. Adriaan Moelker, interventieradioloog, Erasmus MC & Sandra Smids-Agricola, vaatlaborant, MUMC+

09:30

De nieuwe ESVS richtlijnen voor de behandeling van het diep veneus systeem bij patiënten met chronische veneuze ziekte

Dr. Marianne De Maeseneer, vaatchirurg, Erasmus MC Rotterdam

Biografie
Marianne De Maeseneer MD PhD stopte in juni 2017 met klinisch werk en is thans via een gastvrijheidsovereenkomst verbonden aan het EMC.  Haar onderzoek betrof aanvankelijk recidiverende spataderen na chirurgische behandeling (PhD proefschrift UA 2005), verder behandelstrategieën voor spataderen, het gebruik van duplexonderzoek voor en na interventie, behandeling van posttrombotisch syndroom en anomalieën van de vena cava inferior.

Ze is auteur van meer dan 200 artikels in peer-reviewed tijdschriften en verscheidene hoofdstukken in leerboeken (in het Engels, Nederlands en Spaans). Ze was de afgelopen 9 jaar Associate Editor voor het tijdschrift European Journal for Vascular and Endovasculair Surgery, verantwoordelijk voor veneuze manuscripten en was coordinator / eerste auteur van de 2022 ESVS Clinical Practice Guidelines on the Management of Chronic Venous Disease (februari 2022). Ze was actief als UIP Vice-Presidente van 2013 tot 2018 en als directeur van de European Venous Forum (EVF) Hands-On Workshop van 2017 tot 2019.

Sessie informatie
In februari 2022 werden de ESVS (European Society for Vascular Surgery) richtlijnen voor chronische veneuze ziekte (CVZ) gepubliceerd. In dit document wordt een volledig hoofdstuk gewijd aan de behandeling van het diep veneus systeem.

De grootste groep patiënten met diep veneuze problematiek lijdt aan het post-trombotisch syndroom (PTS) na een eerder doorgemaakte diep veneuze trombose met iliacale outflow obstructie. In geval van ernstige symptomen en/of klinische tekens moet een endovasculaire behandeling overwogen worden, als eerste keuze behandeling (richtlijn 58). Deze bestaat uit rekanalisatie en stentplaatsing, meestal iliacaal of iliofemoraal. Tijdens deze behandeling kan best gebruik gemaakt worden van intravasculaire ultrasonografie of IVUS (richtlijn 59). Indien een endoveneuze oplossing niet volstaat, kan een hybride of chirurgische ingreep overwogen worden, vooral bij een niet-helend ulcus cruris, een ernstig PTS of invaliderende veneuze claudicatio (richtlijn 60). Echter, bij patiënten met iliacale outflow obstructie zonder ernstige symptomen is een ingreep niet aangewezen (richtlijn 61). Na behandeling van diep veneuze obstructie is duplex opvolging aangewezen op de dag na de interventie, na 14 dagen en verder op regelmatige tijdstippen (richtlijn 62). Het is aangewezen deze patiënten multidisciplinair te behandelen (richtlijn 63).

Een veel kleinere groep patiënten lijdt aan diep veneuze klepincompetentie met persisterende symptomen en eventuele huidafwijkingen ondanks voorafgaande behandeling. In dit geval kan een chirurgisch herstel van de incompetente kleppen overwogen worden, uit te voeren in een gespecialiseerd vasculair chirurgisch centrum (richtlijn 64). Het is belangrijk te benadrukken dat bij patiënten met CVZ, veroorzaakt door een combinatie van reflux in het oppervlakkig veneus systeem en diepe veneuze klepincompetentie, behandeling van het oppervlakkig systeem moet overwogen worden (richtlijn 65).

Voor patiënten met een vena poplitea aneurysma met trombo-embolische complicaties, of een sacculair aneurysma, of een fusiform aneurysma met een diameter van > 20 mm, of met trombusvorming, moet een chirurgisch herstel overwogen worden (richtlijn 66).

 

marianne

Marianne De Maeseneer MD PhD

09:50

Diep veneuze occlusie/pathologie (DVO), een multicenter registry en STEVECO trial

Dr. Paul van Schaik, vaatchirurg, Rijnstate

Biografie
Dr. Paul van Schaik studeerde Geneeskunde aan de Universiteit Utrecht. Hij volgde zijn opleiding tot chirurg in het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch en het UMC Utrecht. In 2011 promoveerde hij aan de Universiteit Utrecht met het proefschrift getiteld Prognosis and Survival in Patients with Colorectal Cancer (promotor prof. dr. I.H.M. Borel Rinkes). Zijn vervolgopleiding tot vaatchirurg (2013) volgde hij in het UMC Utrecht onder leiding van prof. dr. F.L. Moll. Hierna werkte hij als staflid in het UMC Utrecht en het UMC Groningen. Sinds februari 2019 is dr. P.M. van Schaik werkzaam als staflid in het Rijnstate Ziekenhuis. Zijn speciale aandachtsgebieden zijn thoracale pathologie (type B dissecties en aneurysma, complexe aorta pathologie (FEVAR / BEVAR) en Diep Veneuze pathologie.

Sessie informatie
Resultaten van de DVO registry. Een multicenter registry voor de behandeling van diep veneuze pathologie.

Paul van Schaik

Paul van Schaik

10:10

Diepe veneuze trombose: battle tussen de interventionalist en de internist!

Dr. Marie Josee van Rijn, vaatchirurg & epidemioloog, Erasmus MC & Dr. Jelmer Alsma, internist, Erasmus MC Rotterdam

Biografie
Marie Josee van Rijn is vaatchirurg en epidemioloog. Haar aandachtsgebied is diepe veneuze problematiek. Zij is mede-auteur van het Leerboek Flebologie en de ESVS richtlijn van veneuze ziekten.

Biografie
Jelmer Alsma is internist acute geneeskunde in het Erasmus MC waar hij patiëntenzorg in de acute stroom, opleiding en wetenschap combineert.  Hij is opleider van de differentiatie acute geneeskunde, hoofd van de sector acute geneeskunde binnen de afdeling Interne Geneeskunde en secretaris van de sectie Acute Geneeskunde van de Nederlandse Internisten Vereniging. Daarnaast is hij actief in medische zorg bij sportevenementen, zoals de Rotterdam Marathon. Hij heeft expertise op het gebied van inspanningsgebonden hitteziekten. In 2021 was hij arts voor TeamNL tijdens de olympische spelen in Tokyo.

In 2019 verdedigde hij met succes zijn proefschrift getiteld “Voorspellers van ernst van ziekte en uitkomsten op de spoedeisende hulp”. Zijn wetenschappelijke interesse ligt bij voorspelmodellen, determinanten van ziekte en technologie. Hij is (co)auteur van meer dan 50 peer-reviewed artikelen. Hij introduceerde de Flashmob Research methode in Nederland met een studie naar capillaire refill tijd en heeft bijgedragen aan meerdere studies over deze methode.

Sessie informatie
Een diepe veneuze trombose komt vaak voor en kan leiden tot het post-trombotisch syndroom, vooral als het iliofemorale segment is aangedaan. De recente Europese richtlijn van de ESVS adviseert dan ook bij deze patienten, indien er sprake is van ernstige symptomen, het stolsel te verwijderen. Maar wie komen daarvoor in aanmerking, hoe gevaarlijk is zo’n behandeling, wat is eigenlijk precies het wetenschappelijk bewijs en hoe meten we post-trombotisch syndroom, zijn allemaal vragen die nog niet volledig zijn opgehelderd. Ook vergeten we soms wat er met conservatieve therapie allemaal bereikt kan worden indien dit goed wordt ingezet. Tijdens deze battle tussen de vaatchirurg en internist, zullen we het debat openen omtrent de state of the art behandeling van patienten met een diepe veneuze trombose.

marie

Marie Josee van Rijn

Alsma-Jelmer

Jelmer Alsma

10:30

Longembolie en interventies: battle tussen de interventionalist en de internist!

Dr. Jan-Albert Vos, interventieradioloog St. Antonius & Prof. dr. Erik Klok, internist, & hoogleraar interne geneeskunde LUMC

Biografie
Erik Klok is a Professor of Medicine with a specialty in vascular medicine in the Leiden University Medical Center (Leiden, the Netherlands) and holds a position as visiting professor at the Center for thrombosis and Hemostasis in Mainz (Germany). This allows him to combine clinical work with scientific activities. His research interests include the diagnosis, treatment and long-term complications of venous thromboembolism.

Biografie
Jan Albert Vos is een bevlogen interventieradioloog met ruim 25 jaar ervaring op vooral vasculair gebied. Na de radiologie opleiding in Almelo en het UMCU, volgde hij een 2-jarig fellowship interventieradiologie in het Antonius ziekenhuis in Nieuwegein, waar hij vervolgens bleef als staflid. Hij heeft een grote wetenschappelijke productie, met >150 peer-reviewed artikelen in de leidende internationale literatuur en talloze presentaties op (inter-)nationale congressen. Hij is actief betrokken bij de organisatie van diverse grote internationale studies (o.a. steering committee MR Clean trial, executive committee BASICS trial etc).
Hij was betrokken bij de introductie in Nederland van diverse innovatieve interventieradiologische technieken, waaronder carotis stentplaatsing, endovasculaire behandeling van herseninfarcten, ultrageluid-versterkte thrombolyse, endovasculaire behandeling van longembolieën en diverse innovaties op het gebied van de endovasculaire behandeling van aorta pathologie. Hij heeft diverse bestuurlijke functies vervuld, waaronder 5 jaar als lid van het bestuur van de NVvR.

Sessie informatie
Midden jaren ’90 werd de standaard voor de behandeling van acute myocardinfarcten de spoed Percutane Coronair Interventie (‘dotteren’). In de daaropvolgende decennia heeft de mortaliteit van acute myocardinfarcten een indrukwekkende en voortgaande daling laten zien. Ongeveer tegelijk met deze shift naar de spoed PCI, werd de standaardbehandeling voor acute herseninfarcten aangepast van ‘wait-and-see’ naar intraveneuze thrombolyse. Dit leverde een bescheiden, maar aantoonbaar betere klinische uitkomst op. Pas 20 jaar later hebben diverse RCT’s, waarvan de Nederlandse MR-Clean trial de belangrijkste was, aangetoond dat ook bij herseninfarcten de prognose sterk verbetert bij het gebruik van percutane katheter gestuurde revascularisatie.

In de afgelopen decennia is de prognose van patiënten met matig ernstige tot zeer ernstige acute longembolieën niet wezenlijk gewijzigd. Patiënten die in deze zwaardere categorieën van acute longembolieën vallen hebben een mortaliteitsrisico, dat afhankelijk van de klinische parameters varieert van 6 tot 40% of meer. De overlevers van de acute fase hebben bovendien een significant verhoogd risico op het ontwikkelen van Chronische ThromboEmbolische Pumonale Hypertensie (CTEPH), een ziektebeeld dat de inspanningstolerantie van een patiënt en daarmee de kwaliteit van leven ernstig negatief beïnvloedt.

Naar analogie van de voorbeelden bij acuut afgesloten arteriën van het hart en het brein, lijkt het voor de hand liggend om aan te nemen dat ook bij acuut ontstane afsluiting van de longslagader, revascularisatie voordelig zou kunnen zijn. Bij de meest ernstige categorie patiënten is dit, na veel weerstand van sommige conservatieve elementen in de behandelketen, toch eindelijk als ‘moet overwogen worden’ in de richtlijn opgenomen. Dit is een stap in de juiste richting. De volgende stap zou moeten zijn dat dit ook voor de patiënten met een net iets minder ernstige kliniek zou moeten gaan gelden. Deze categorie van longembolie patiënten, de zgn. high-intermediate groep, loopt een significant risico op plotselinge ernstige klinische achteruitgang. Om dat te voorkómen is revascularisatie een veilige en weinig belastende behandeling, die bij meer behandelaars bekend zou moeten zijn. Diverse klinische trials lopen op dit moment. De resultaten daarvan zullen zonder twijfel de volgende versie van de richtlijn gaan veranderen.

Dit zijn opwindende tijden, met steeds verder toenemende behandelmogelijkheden. Persoonlijk zie ik geen battle, maar juist een uitdaging om als internisten, longartsen, intensivisten en interventionalisten gezamenlijk deze patiëntengroep optimaal te behandelen. Indien de aanpak niet dogmatisch, maar praktisch en met goede argumenten plaatsvindt, dan plukt de patiënt daar de vruchten van.

4de3515c595f43c29eb2f3f6465ff2c7

Erik klok

11:10

Pauze

Satellietsymposium Terumo Aortic

11.40 - 12.25

Challenges & Innovative Solutions for Endovacular Cases

Voorzitter: Dr. Eline Van Hattum, Vascular Surgeon, UMC Utrecht

11:40

Custom endovascular solutions in the Aortic Arch

Dr. Emma van der Weijde, Surgical Resident, UMC Groningen

11:55

The technical and clinical merits of next generation low profile Fenestrated Treo Graft

Dr. Kakkhee Yeung, Vascular Surgeon, Amsterdam UMC

12:10

Endovascular procedures with FORS

Dr. Jennifer Jongen, Surgical Resident, UMC Utrecht

12:25

Lunch

ALV NVIR

12:45 - 13:45

COV-vergadering

12.45 – 13.45

Satellietsymposium | Medtronic

13.00 - 13.45

Voorzitter: Dr. Marie Josee van Rijn, vaatchirurg & epidemioloog, Erasmus MC

13:00

Complex Visceral Aneurysm Procedures

Dr. Rutger Lely, interventieradioloog, Amsterdam UMC

13:15

Aneurysma patient journey app

Prof. dr. Lijckle van der Laan, vaatchirurg, Amphia ziekenhuis

Biografie
Prof. dr. Lijckle van der Laan is vaatchirurg in het Amphia ziekenhuis Breda en verbonden als visiting professor aan afdeling vaatchirurgie, Universiteit Leuven. In teamverband (o.a. afdeling vaatchirurgie, geriatrie, fysiotherapie, diëtiek, medische psychologie, epidemiologie en verpleegkundig specialisten van het Amphia ziekenhuis, EMC, LUMC en UZ Leuven) worden er diverse aspecten van de kwetsbare oudere patiënt wetenschappelijk onderzocht, volgens het huidige principe van passende zorg. Speciale aandacht is er voor conservatieve behandeling. Hij is principal investigator van meerdere studies naar kwaliteit van leven in de vaatchirurgie. Hij heeft zowel voor patiënten met een abdominale aneurysma als patiënten met chronisch lidmaat ischemie een specifiek prehabilitatie programma ontwikkelt, waarbij aandacht is voor het delier en de mantelzorger. Er is een onderzoek lijn naar de implementatie van patiënt journey app ter ondersteuning van de kwetsbare patiënt. De afdeling heeft de STZ erkenning voor een topklinisch expertisecentrum: vaatchirurgie bij de kwetsbare patiënt.

Sessie informatie
In de presentatie zal worden ingegaan of ook voor de vaatchirurgie geld dat kwetsbaarheid een fenomeen is waar rekening mee gehouden behoort te worden. Kort zal worden in gegaan op de pijlers van de passende zorg waarna de uitkomsten van vaatchirurgie (conservatief, endovasculair als operatief) bij de oudere patiënt  aanbod komen. De risicofactoren van kwetsbaarheid komen aanbod en ook de methoden om er een maat en getal aan te geven. De gevolgen die de complicatie delier heeft voor de kwaliteit van leven en het functioneren van de vaat patiënt zal besproken worden. Op het einde zal er adviezen komen hoe nu in de vaatchirurgische praktijk om te gaan met de kwetsbare oudere patiënt.

Prof. dr. Lijckle

Lijckle van der Laan

13:30

Optimizing Outcomes for Peripheral Arterial Disease: Vessel Preparation and Anti-proliferative Therapy

Prof. dr. Erwin Blessing, vaatchirurg Universitäres Herz- und Gefäßzentrum Hamburg & Universitätsklinikum Hamburg-Eppendorf

Vrije voordrachten

Voorzitters: Dr. Peter de Kort, interventieradioloog, Noordwest Ziekenhuisgroep & Dr. Steven van Haelst, AIOS chirurgie Jeroen Bosch Ziekenhuis

13:50

Vrije voordracht 1 - De dynamische CTA als beeldvormend onderzoek voor endoleak classificatie na EVAR: een caseserie en systematisch review

Gert Jan Boer, ANIOS, Maasstadziekenhuis

Introductie:
In dit onderzoek evalueerden we onze ervaringen met de dynamische computertomografie-angiografie (dCTA) als diagnostisch hulpmiddel voor het classificeren van endoleaks na EVAR en werd de huidige literatuur geëvalueerd.

Methode:
Alle patiënten die in ons ziekenhuis een dCTA ondergingen vanwege een vermoedelijk endoleak na EVAR werden geïncludeerd. Alle endoleaks die op de standaard CTA (sCTA) en dCTA werden gevonden werden geclassificeerd. Daarnaast werd alle beschikbare literatuur beoordeeld die de diagnostische waarde van dCTA vergelijkt met de diagnostische waarde van andere beeldvormende technieken.

Resultaten:
In onze serie ondergingen 16 patiënten, 16 dCTA’s. Bij 11 patiënten werden endoleaks zonder duidelijke oorsprong op de sCTA met succes geclassificeerd. Op de dCTA werden vier occulte endoleaks gevonden welke allemaal type II endoleaks waren. Door middel van een systematic review werden zes artikelen gevonden waarin de dCTA werd vergeleken met andere beeldvorming. Allen rapporteerden dat de dCTA uitermate geschikt is voor de classificatie van endoleaks. De gepubliceerde dCTA-protocollen varieerden in timing en het aantal fasen van scannen, wat resulteerde tot een grote variatie in stralingsbelasting. ‘Time attenuation curves’ van de huidige serie laten zien dat sommige fasen niet bijdragen aan endoleak classificatie en dat het gebruik van een testbolus de timing van de dCTA verbetert.

Conclusie:
De dCTA is een waardevol diagnosticum die endoleaks nauwkeuriger kan identificeren en classificeren dan sCTA. De gepubliceerde dCTA-protocollen zijn erg verschillend en moeten worden geoptimaliseerd om stralingsbelasting te verminderen, zolang de nauwkeurigheid behouden blijft. Het gebruik van een testbolus om de timing van de dCTA te verbeteren wordt aanbevolen.

14:00

Vrije voordracht 2 - Transtibiale amputatie middels de sagittale flap techniek leidt tot een kortere revalidatie in vergelijking met de dorsale flap techniek (Burgess)

Dr. Ralph Poelstra, AIOS, UMC Groningen

Introductie:
Transtibiale amputaties (TTA) worden regelmatig verricht bij patiënten met eindstadium vaatlijden. De chirurgische techniek met een dorsale flap (dorsale TTA) is de meest gebruikte. Bij een alternatieve techniek worden twee sagittale flappen gecreëerd (sagittale TTA). Het effect van deze twee amputatie technieken op de revalidatieduur is onduidelijk.

Methode:

In deze retrospectieve cohortstudie werden patiënten geïncludeerd die behandeld waren met een TTA in onze kliniek van 2017 tot 2023. Halverwege 2019 werd de chirurgische techniek aangepast van dorsale TTA naar sagittale TTA, zonder daarbij te selecteren op patiëntkarakteristieken. De primaire uitkomstmaten waren het interval tussen operatie en afleveren van de liner, revalidatieduur en mate van zelfstandigheid bij mobilisatie. De revalidatieduur was de tijd tussen operatie en ontslag uit de revalidatiekliniek.

Resultaten:

In totaal werden 69 patiënten geïncludeerd die 75 TTA’s ondergingen. De gemiddelde leeftijd was 71 jaar. Eenentwintig patiënten (28%) ondergingen een dorsale TTA en 54 (72%) een sagittale TTA. Zeven patiënten werden geëxcludeerd vanwege overlijden <3 maanden. Tussen de groepen was geen verschil in karakteristieken (leeftijd, geslacht, roken, diabetes en nierfalen).
Patiënten na een dorsale TTA startten met een liner na 38 dagen met een gemiddelde revalidatieduur van 128 dagen en na een sagittale TTA startte de liner na 41 dagen (p= 0.77) en was de revalidatieduur 79 dagen (p= 0.028). Na een dorsale TTA was 84% in staat zelfstandig te mobiliseren en na een sagittale TTA was dit 64% (p= 0.18).

Conclusie:

Een sagittale TTA leidt tot een significant kortere revalidatieduur in vergelijking met de gebruikelijke dorsale TTA.

14:10

Vrije voordracht 3 - Conservatieve behandeling is niet inferieur aan invasieve behandeling van kritieke ischemie: de PROCLION studie

Robin Brouwer, ANIOS, Amsterdam UMC

Introductie:
Kritieke ischemie is een gevorderd stadium van perifeer vaatlijden met een hoog risico op amputatie en een slechte prognose. Behandeling bestaat volgens de richtlijn uit antibiotica, debridement van wonden en endovasculaire of chirurgische revascularisatie. Echter, patiënten die geen revascularisatie ondergaan eindigen niet altijd met een amputatie. Mogelijk is een deel van de patiënten die nu worden gerevasculariseerd even goed af zonder interventie. Het doel van de studie is om amputatievrije overleving (AFS), patiëntgerapporteerde uitkomsten en kosten te vergelijken tussen patiënten met kritieke ischemie die een interventie ondergingen of conservatief werden behandeld.

Methode:

In de prospectieve multicenter PROCLION cohortstudie zijn 365 patiënten 12 maanden gevolgd. Middels propensity score matching (PSM) op basis van bekende confounders werden vergelijkbare groepen gecreëerd, en verschillen in uitkomsten getoetst met ge-eigende statistiek .

Resultaten:

125 patiënten werden primair conservatief behandeld (geen revascularisatie binnen 6 weken) en 231 primair gerevasculariseerd. Na PSM werden 121 patiëntenparen gevormd. Er werd geen verschil in AFS gevonden tussen beide groepen (conservatief 70%, invasief 68.6%). Er waren significant minder amputaties in de conservatieve groep (11.6%) dan in de invasieve groep (21.5%; RD9.9%, 95%CI 1-19, P=0.038). De sterfte binnen 12 maanden na conservatieve behandeling was 17.2%, na primaire
revascularisatie 13.8% zowel de conservatieve als gerevasculariseerde groep verbeterden de Vascuqol-6 score, de EQ5D-5L en de pijnscores significant, zonder verschillen tussen beide groepen. De kosten van conservatieve behandeling lagen gemiddeld ca €5.200 lager dan in de invasief behandelde groep.

Conclusie:

Conservatieve behandeling van kritieke ischemie lijkt niet inferieur aan invasieve behandeling en is kosteneffectief.

14:20

Vrije voordracht 4 - Palliatieve Zorg en Advanced Care Planning voor poliklinische patiënten met een inoperabel aorta aneurysma

Marie-José Vleugels, verpleegkundige, MUMC+

Introductie:
Een aanzienlijk deel van de patiënten met abdominaal of thoracaal aorta aneurysma (AA) krijgt geen interventie na het bereiken van de diameter voor behandeling vanwege een combinatie van slechte cardiovasculaire reserve, kwetsbaarheid en aortamorfologie. Er is sprake een hoge mortaliteit, maar er zijn geen studies over levenseinde zorg voor deze patiëntengroep.

Doel:

Het doel van deze studie is om data te verzamelen over advanced care planning (ACP) en palliatieve zorg (PZ) bij patiënten met een abdominaal aneurysma van >55mm of een thoracaal aneurysma van >60mm, maar geen interventie krijgen.

Methoden:

Een retrospectieve multicenter cohortstudie van conservatief behandelde AA-patiënten werd uitgevoerd. De patiënten werden tussen 2017 en 2021 doorverwezen naar het Leeds Vascular Institute (VK) en het Maastricht Universitair Medisch Centrum (Nederland). Demografische gegevens, mortaliteit, doodsoorzaak, en gegevens over advanced care planning en palliatieve zorg werden geanalyseerd om voorspellers van PZ-verwijzing en effectiviteit van palliatieve zorg te onderzoeken.
Resultaten: Tussen 2017 en 2021 werden 1506 AA-patiënten gezien. Hiervan werden 220 conservatief behandeld. Mortaliteit na 3 jaar was 55%. Bij 18% was een ruptuur de gerapporteerde doodsoorzaak. Slechts 8% van alle patiënten kreeg een PZ- consult, dat gemiddeld 3,5 [IQR 61,5] dag voor overlijden plaatsvond. Bij patiënten ouder dan 81 jaar vond vaker ACP plaats. In 23% van de gevallen werden zorgprioriteiten gedocumenteerd.

Conclusie:

Bij maar een klein deel van de conservatief behandelde patiënten vond ACP of PZ plaats. Verder onderzoek is nodig naar de kwaliteit van leven en de zorgbehoeften van deze patiënten en de rol van ACP en PZ hierin.

14:30

Vrije voordracht 5 - Aneurysma volume en klinische uitkomsten na gefenestreerd endovasculair aorta herstel na eerdere EVAR

Vinamr Rastogi , masterstudent, Erasmus MC

Gefenestreerde EVAR (FEVAR) is een van de mogelijke behandelopties na gefaalde EVAR. Over de resultaten en duurzaamheid van FEVAR na eerdere EVAR is weinig bekend. Wij onderzochten de resultaten van FEVAR na gefaalde EVAR met speciale aandacht voor regressie van aneurysma volumes aangezien dat een belangrijke marker is voor succesvolle aneurysma exclusie.

Wij includeerden patiënten die tussen 2008 en 2021 FEVAR ondergingen in twee grote ziekenhuizen in Nederland. De patiënten werden ingedeeld in FEVAR als eerste interventie en FEVAR na eerdere EVAR. De uitkomsten waren onder meer: aneurysma-zak dynamiek na één jaar (regressie/stabiel/groei, gebaseerd op 5% volumeverandering) en aneurysma-gerelateerde reinterventies. Analyses werden uitgevoerd met Kaplan-Meier methoden, multivariabele cox-regressie, en lineaire mixed effect modellen.

196 FEVAR-patiënten werden geïncludeerd waarvan 27% (n=53) een eerdere EVAR-procedure hadden ondergaan. Patiënten na een eerdere EVAR waren significant ouder (78 jaar [±6,7] vs. 73 jaar [±5,9], p<.001). FEVAR na EVAR was geassocieerd met een hoger risico op aneurysma-gerelateerde procedures binnen vijf jaar (HR: 2,62; [95%CI: 1,06-6,50], p=.037). Bovendien vertoonden patiënten met een eerdere EVAR significant lagere percentages aneurysma zak-regressie en hogere percentages zak-groei na één jaar in vergelijking met primaire FEVAR-patiënten (42% aneurysma-groei vs. 5% aneurysma-groei, p<.001). De ontwikkeling van aneurysma’s gedurende een periode van vijf jaar leverde vergelijkbare uitkomsten op (p<.001). (Fig 1).

Patiënten met FEVAR na EVAR vertoonden na één jaar meer aneurysma-groei en meer reinterventies dan primaire FEVAR-patiënten. Toekomstige studies zullen moeten nagaan of FEVAR na een gefaalde EVAR een geschikte ingreep is, en welk onderliggend proces de groei van de aneurysma-zak veroorzaakt.

14:40

Vrije voordracht 6 - Bovenop seal en endoleak op de direct postoperatieve scan verbetert aneurysmazakregressie na 1 jaar de inschatting van het complicatierisico over 5 jaar in infrarenale EVAR-patiënten

Alexander Vanmaele, PhD student, Erasmus MC

Introductie:
Ondanks beperkt wetenschappelijk bewijs, vermelden de ESVS-richtlijnen dat beeldvorming vijf jaar uitgesteld kan worden bij EVAR-patiënten zonder endoleaks en een goede postoperatieve sealing. Daarnaast is goed aangetoond dat aneurysmazakregressie na een jaar langetermijn uitkomsten voorspelt. Met deze studie willen we onderzoeken welke risico-inventarisatie het best voorspellend is en of het combineren van deze 2 risicostratificaties aanvullende waarde heeft.

Methode:
Alle infrarenale EVAR-patiënten tussen 2004-2018 in het Erasmus MC met een postoperatieve CT en een CT na een jaar werden geïncludeerd in deze retrospectieve studie. De patiënten werden in 2 risicogroepen verdeeld obv. de ESVS-richtlijn: laag-risico(LR) indien de seal 10mm was en zonder endoleak op de eerste postoperatieve CT. Aneurysmazakregressie werd gedefinieerd als >5% volumevermindering op de 1-jaars CT ivm. de eerste postoperatieve CT. Het primaire eindpunt was late (na 1-jaars CT) graft-gerelateerde complicaties gedurende vijf jaar, geanalyseerd middels Kaplan-Meier overlevingscurves en Cox-regressie.

Resultaten:
Er werden 347 patiënten geïncludeerd waarvan 218(62.8%) in de LR groep. Na 1 jaar hadden 240 patiënten(69.2%) krimp van hun AAA-volume. Er waren minder complicaties binnen vijf jaar onder de laagrisicopatiënten (laag-risico 32(12.8%) vs. hoog-risico 35(26.1%) HR:0.54 [0.30-0.98], p=.043). Patiënten met zakregressie hadden minder complicaties binnen vijf jaar(zakregressie 29(14.2%) vs. zonder zakregressie 24(26.3%) HR:0.43 [0.24-0.78], p=.005). Patiënten met laag-risico én zakregressie hadden minder complicaties 17(12.2%) dan patiënten met een hoog-risico en/of afwezige zakregressie 36(24.0%) (HR:0.41 [0.22-0.79], p=.008)(Figuur).

Conclusie:
De intensiteit van postoperatieve controles kan snel en goed bepaald worden door de direct postoperatieve CT. De combinatie met zakregressie na een jaar verbetert deze risico-inschatting na EVAR.

14:50

Vrije voordracht 7 - Size matters: 5 versus 6 French Sofia aspiratie catheter voor de behandeling van acuut ischemisch CVA veroorzaakt door een proximale/M1 occlusie van de arteria cerebri media

Dr. Wouter Stomp, interventieradioloog, HagaZiekenhuis

Doel:
Het effect bepalen van de grootte van de gebruikte aspiratie catheter op de procedurele uitkomsten van aspiratie trombectomie bij patiënten met een acuut ischemisch CVA ten gevolge van een M1 occlusie.

Methoden:

We vergeleken procedurele en klinische uitkomsten in patiënten met M1 occlusies behandeld met mechanische aspiratie trombectomie met ofwel een 5 French (fr) Sofia of een 6fr Sofia Plus aspiratie catheter in ons ziekenhuis gedurende een periode van twee jaar. Een goede klinische uitkomst werd gedefinieerd als een modified Rankin Scale score van 0-2 na 90 dagen.

Resultaten:

68 patienten werden geincludeerd, 28 in de 5fr groep en 40 in de 6fr groep. Patient behandeld met een 6fr catheter hadden een significant hogere mate van first-pass TICI 2C/3 (50.0% vs 25.0%, p=0.04) en uiteindelijke TICI 2C/3 (80.0% vs 57.1%, p=0.04) reperfusie. Het aantal passes (1 (IQR 1) vs 2 (IQR 2), p=0.12) en de noodzaak voor rescue stent-retriever gebruik (30.0% vs 46.4%, p=0.17) waren niet-significant lager in de 6fr group. Goede klinische uitkomsten en mortaliteit na 90 dagen verschilden niet tussen de groepen.

Conclusie:

Gebruik van een 6fr aspiratie catheter resulteerde in significant betere procedurele uitkomsten in patiënten met een M1 occlusie behandeld met aspiratie trombectomie. Er werden geen verschillen in klinische uitkomsten gevonden, waarschijnlijk door een beperkte sample size.

15:00

Vrije voordracht 8 - Een systematisch review over de effectiviteit van de chirurgische behandeling van Median Arcuate Ligament Syndrome

Floor Metz, ANIOS, Medisch Spectrum Twente

Er bestaat al meer dan 60 jaar discussie over het bestaan en de effectiviteit van de behandeling van het Median Arcuate Ligament Syndrome (MALS).

Deze systematic review beschrijft alle literatuur over de effectiviteit van verschillende behandelingen van MALS bij adolescenten en volwassenen tussen 1963 en juli 2021. De inclusiecriteria waren: patiënten met buikklachten, bewijs van MALS op beeldvorming en minimaal drie patiënten per artikel. Primaire uitkomstmaten zijn symptoomvermindering en kwaliteit van leven.

38 studies met 880 volwassen patiënten en zes studies met 195 adolescenten werden geïncludeerd. De meerderheid van de studies bij volwassenen rapporteerden een symptoom vermindering van >70% bij een follow-up van drie tot 228 maanden. Twee volwassenen studies beschreven een verbeterde kwaliteit van leven na behandeling. De helft van de studies bij adolescenten rapporteerde een symptoom vermindering van >70% van zes tot 62 maanden. Vier adolescenten studies beschreven een verbeterde kwaliteit van leven.

35(92%) van de volwassenen studies en vijf(83%) van de adolescenten studies bij scoorden een hoge of onduidelijke risk of bias voor de meerderheid van de QUADAS-2 items. De effectiviteit van plexusresectie of plexusblokkade kon niet worden onderbouwd.

Concluderend beschrijft de meerderheid van de literatuur in deze systematic review een duurzame symptoomvermindering van >70% bij volwassenen en adolescenten na chirurgische behandeling van MALS. Echter is het risico op bias hoog als gevolg van heterogeniteit van de inclusiecriteria en outcomeparameters en hierdoor kon er geen metanalyse worden verricht. Met deze informatie werd een unieke randomized controlled trial opgezet die de effectiviteit van de behandeling van MALS onderzoekt.

15:10

Vrije voordracht 9 - Notenkrakersyndroom: uitdagingen in diagnoses en chirurgische behandeling

Dr. Joost van der Vorst, vaatchirurg, LUMC

Introductie:
Notenkrakersyndroom (NKS), is een zeldzaam syndroom dat zich presenteert met symptomen veroorzaakt door de compressie van de vena renalis sinistra (LRV), waarbij notenkrakerfenomeen alleen gebruikt wordt om te verwijzen naar de anatomische configuratie zonder klinische symptomen. Behandeling voor NKS kan bestaan uit conservatief, open chirurgische interventie en in sommige instellingen endovasculair door middel van een stentgraft. We presenteren een retrospectieve case-serie van LUMC-patiënten die zich presenteren met NKS behandeld door middel van open chirurgische interventie.

Methode:

Retrospectieve review van LUMC-patiënten presenterend tussen 2010-2021. De patiënten werden geselecteerd door middel van een speciaal gemaakte zoekopdracht binnen de elektronische datebase van de patiëntendossiers.
We diagnosticeren NKS via een grondig klinisch onderzoek en aanvullend vindt beeldvorming plaats onder andere door middel van magnetic resonance venogram (MRV) en/of computed tomography venography (CTV). Voor verdere bevestiging van de diagnose wordt duplexonderzoek, dikwijls tezamen met contrast fonografie gebruikt.

Resultaten:

Achtendertig patiënten werden in onze studie geïncludeerd van 2010-2021. Eenentwintig (55.3%) presenteerden zich met symptomen zoals flank pijn, buikpijn, hematurie en vermoeidheid. De overgebleven zeventien (44.7%) patiënten had notenkrakerfenomeen. Binnen de groep patiënten gediagnostiseerd met NKS ondergingen elf patiënten transpositie van de LRV. Notenkraker gerelateerde klachten verdwenen in tien patiënten. In één patiënt verbeterde de hematurie niet.

Conclusie:

Transpositie van de LRV is een effectieve behandeling van NKS. Niet opereren van NKS is een goede optie voor de patiënten die minder ernstige of niet specifieke klinische klachten ervaren.

Parallelsessie 1: Goed voorbereid

Voorzitters: Dr. Ben Saleem, vaatchirurg, UMCG & Wouter van der Veen, vaatlaborant, Meander MC

13:50

Behandeling van cardiovasculaire risicofactoren: de nieuwste inzichten

Prof. dr. Frank Visseren, internist en hoogleraar vasculaire geneeskunde, UMC Utrecht

Biografie
Prof. Dr. Frank Visseren is internist, epidemioloog en hoogleraar Vasculaire Geneeskunde aan het UMC Utrecht. Hij is PI van het UCC-SMART cohort waaraan inmiddels >15.000 patienten deelnemen. De afdeling Vasculaire Geneeskunde van het UMC Utrecht richt zich met name op behandeling van patienten met gecompliceerde hypertensie, patienten met erfelijke lipiden stoornissen, patienten met diabetes en vaatziekte, en patienten met prematuur of progressief arterieel vaatlijden. De onderzoeksagenda bestaat uit etiologische, therapeutisch en prognostisch onderzoek naar (progressie) van hart- en vaatziekten.

Sessie informatie
In de afgelopen jaren zijn er veel nieuwe mogelijkheden bijgekomen om het risico op (opnieuw) hart- en vaatziekten te reduceren. In de 2021 ESC Cardiovasculaire preventie richtlijn wordt voor patienten met hart- en vaaziekten een stappenplan beschreven om tot optimale risico reductie te komen bij iedere individuele patient. Een belangrijk element in deze richtlijn is het gebruik van algorithmes om het 10-jaars en lifetime risico uit te rekenen bij patienten met vaatziekten. Ook kan het verwachte effect worden uitgerekend van (intensievere) cholesterol of bloeddruk behandeling uitgedrukt in hoeveel extra hart- en vaatziekten-vrij leven. Dat maakt het voor patienten en behandelaren heel inzichtelijk wat behandeleffecten zijn en kan samen worden besloten of het wel-of-niet de moeite waard is om risicofactor behandeling te starten, te intensiveren of te stoppen. In de U-Prevent app en op de website www.U-Prevent.nl zijn deze calculatoren beschikbaar. Intensiveren van cholesterol behandeling (bv met PCSK9-remming), van bloeddruk behandeling (streven naar nog lagere bloeddrukken), van antitrombotische behandeling (dubbele plaatjes remming of dual-pathway inhibitie) en inzet van nieuwe therapieen (colchicine) kan op deze manier per patient worden berekend en afgewogen. 

d4afdbe31ec142678d9965167005bfe5

Frank Visseren

14:10

Kwetsbare ouderen

Prof. dr. Lijckle van de Laan, vaatchirurg, Amphia Ziekenhuis

Biografie
Prof.dr. Lijckle van der Laan is vaatchirurg in het Amphia ziekenhuis Breda en verbonden als visiting professor aan afdeling vaatchirurgie, Universiteit Leuven. In teamverband (o.a. afdeling vaatchirurgie, geriatrie, fysiotherapie, diëtiek, medische psychologie, epidemiologie en verpleegkundig specialisten van het Amphia ziekenhuis, EMC, LUMC en UZ Leuven) worden er diverse aspecten van de kwetsbare oudere patiënt wetenschappelijk onderzocht, volgens het huidige principe van passende zorg. Speciale aandacht is er voor conservatieve behandeling. Hij is principal investigator van meerdere studies naar kwaliteit van leven in de vaatchirurgie. Hij heeft zowel voor patiënten met een abdominale aneurysma als patiënten met chronisch lidmaat ischemie een specifiek prehabilitatie programma ontwikkelt, waarbij aandacht is voor het delier en de mantelzorger. Er is een onderzoek lijn naar de implementatie van patiënt journey app ter ondersteuning van de kwetsbare patiënt. De afdeling heeft de STZ erkenning voor een topklinisch expertisecentrum: vaatchirurgie bij de kwetsbare patiënt.

Sessie informatie
In de presentatie zal worden ingegaan of ook voor de vaatchirurgie geld dat kwetsbaarheid een fenomeen is waar rekening mee gehouden behoort te worden. Kort zal worden in gegaan op de pijlers van de passende zorg waarna de uitkomsten van vaatchirurgie (conservatief, endovasculair als operatief) bij de oudere patiënt  aanbod komen. De risicofactoren van kwetsbaarheid komen aanbod en ook de methoden om er een maat en getal aan te geven. De gevolgen die de complicatie delier heeft voor de kwaliteit van leven en het functioneren van de vaat patiënt zal besproken worden. Op het einde zal er adviezen komen hoe nu in de vaatchirurgische praktijk om te gaan met de kwetsbare oudere patiënt.

Prof. dr. Lijckle

Lijckle van de Laan

14:30

Prehabilitatie: ook voor de vaatpatiënt

Prof. dr. Joost Klaase, hoogleraar chirurgie, UMC Groningen

Biografie
Prof Joost Klaase is hoofd van de afdeling Hepato-Pancreato-Biliaire Chirurgie en Levertransplantatie van het UMCG. Hij is hoogleraar Chirurgie met als leeropdracht optimalisatie van perioperatie zorg. Hij is met name geinteresseerd in de periode voorafgaand aan de operatie, want hier liggen mogelijkheden om patiënt gebonden risicofactoren te optimaliseren om zodoende de uitkomst van chirurgische zorg te verbeteren: minder en minder ernstige postoperatieve complicaties, kortere opnameduur en minder ongeplande heropnames. Denk hierbij aan verbeteren van de fitheid van de patiënt, de voedingstoestand, mentale weerbaarheid, aandacht voor comorbiditeit en intoxicaties (roken en drinken). Inmiddels is er in het UMCG voor de HPB patiënten een PREHAB poli geopend waar alle patiënten gescreend worden op bovengenoemde risicofactoren en een maat gemaakt prehabilitatieplan wordt voorgeschreven.

Sessie informatie
Tijdens de presentatie wordt ingegaan op de rol van prehabilitatie bij complexe (buik)operaties. Prehabilitatie, het fitter maken van de patiënt voorafgaand een operatie of behandeling is een vorm van tertiaire preventie: het voorkomen van (en/of beteugelen van de ernst van) postoperatieve complicaties. Dit is belangrijk omdat complicaties de kwaliteit van leven negatief beïnvloeden, niet alleen tijdens de opname maar ook op langere termijn. Complicaties verdubbelen de ziekenhuisopnamekosten en komen vaak voor. Veel risicofactoren zoals leeftijd, geslacht, ASA classificatie, tumor stadium, kunnen niet beïnvloed worden, maar er zijn patiënt gebonden (deels) modificeerbare risicofactoren die in de wachttijd tot een operatie kunnen worden geoptimaliseerd. Hieronder vallen fitheid, voedingstoestand, mentale weerbaarheid, anemie, glucoseregulatie, intoxicaties (roken en alcoholgebruik). Ervaringen met prehabilitatie opgedaan bij (complexe) buikchirurgie worden besproken, en handvaten worden uitgereikt om prehabilitatie bij de vaatchirurgische patiënt te introduceren.

M.J. Klaase

Prof. dr. M.J. Klaase

14:50

ERAS in de vaatchirurgie: update nieuwe ERAS Society guidelines

Dr. Hans .D. de Boer, anesthesioloog & pijnspecialist, Martini Ziekenhuis Groningen

Biografie
Hans D. de Boer studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit in Groningen, waarna hij zijn medisch specialistische opleiding in de anesthesiologie volbracht aan de Radboud UMC en is op dit moment werkzaam in het Martini ziekenhuis te Groningen. In 2008 is hij gepromoveerd aan de Radboud universiteit met als onderwerp: Sugammadex, a new reversal agent for rocuronium-induced neuromuscular block.  A step forward in improving patient’s safety. Gedurende zijn loopbaan is hij internationaal actief op gebied van patiëntenzorg, onderwijs en wetenschap, waarbij hij zich voornamelijk heeft toegelegd op het ontwikkelen van innovaties in de gezondheidszorg en in het bijzonder in de kwaliteit van perioperatieve zorg en patient veiligheid.  Hij is tevens actief als lid beroepsgenoot binnen het Medisch Tuchtcollege. Sinds 2021 is hij Chairman van de ERAS® Society en voorzitter van de in 2022 opgerichte ERAS Society Nederland.

Sessie informatie
ERAS of enhanced recovery after surgery is een welbekende benadering van patiëntenzorg binnen diverse chirurgische disciplines. Deze vorm van patiëntenzorg is gebaseerd op het toepassen van evidence based medicine welke zijn gevat in ERAS protocollen ontwikkeld door de ERAS®  Society, waarbij er een directe en interactieve evaluatie plaatsvindt van de geleverde zorg, zodat bij eventuele problemen deze vrijwel direct kunnen worden opgelost of bijgestuurd. Binnen vele chirurgische disciplines heeft zich deze werkwijze bewezen en heeft geleid tot een sterke verbetering van de kwaliteit van zorg, minder complicaties, ligduur verkorting en een significante besparing van zorgkosten. Recent zijn er voor het eerst twee ERAS protocollen specifiek voor de vaatchirurgie (open aorta en perifere bypass chirurgie) gepubliceerd welke tijdens de voordracht zullen worden besproken.

Photo Dr. De Boer _Foto (1)

Hans D. de Boer

15:10

Top fit, top zorg

Dr. Maarten van der Laan, vaatchirurg, UMC Groningen

Biografie
Maarten van der Laan is vaatchirurg en Universitair Hoofddocent Kwaliteit en Veiligheid in de Zorg in het UMC Groningen. Hij is voorzitter van de Consortium Kwaliteit van Zorg Nederlandse Federatie van Academische Ziekenhuizen. Hij leidt het landelijke programma veerkrachtige zorgprofessional en coördineerde de module Safety Leadership van de Master Kwaliteit en Veiligheid in de Gezondheidzorg. Hij begeleidt verschillende onderzoekslijnen op het gebied van kwaliteits- en veiligheidsverbetering en vitaliteit en welzijn van zorgpersoneel.

Sessie informatie
Vermoeidheid is onbetwist een onderdeel van de medische professie, met name de discipline chirurgie.  Complexe procedures, patiënten met een hoog risico en lange werktijden maken werken zonder enige vorm van vermoeidheid bijna onvermijdelijk. In andere beroepen met een hoge inzet, zoals de luchtvaartindustrie of het leger, is gebleken dat vermoeidheid het functioneren op het werk vermindert en een toename geeft van fouten. Het effect van vermoeidheid, met name mentale vermoeidheid, op chirurgische prestaties blijft echter dubbelzinnig, aangezien studies variabele resultaten hebben aangetoond. Interessant genoeg, meer dan in andere beroepen waarvan de impact hoog is, lijken chirurgen zelf geen effect te bemerken op hun vermogen om te presteren als ze vermoeid zijn. Slechts 26% van de piloten vindt dat “Zelfs als ik vermoeid ben, presteer ik effectief tijdens kritieke tijden”, terwijl meer dan 70% van de chirurgen het met deze stelling eens is. Dit zou kunnen suggereren dat chirurgen een andere mentaliteit hebben dan anderen als het gaat om de waargenomen invloed van vermoeidheid op hun prestatievermogen, maar de vraag of dit vertrouwen terecht is. Atul Gawande toonde aan dat 33% van de gemaakte intraoperatieve fouten te wijten was aan overmatige vermoeidheid. De resultaten zijn echter gemengd, aangezien uit andere onderzoeken is gebleken dat de invloed van vermoeidheid verwaarloosbaar is voor de prestaties van chirurgen. Dit roept de vraag op of chirurgen in staat zijn hun vermoeidheid te overwinnen, of dat er misschien een blinde vlek in hun zelfbeeld bestaat. Desalniettemin is het van belang om de impact van vermoeidheid op de prestaties te evalueren, aangezien een gebrek aan bewijs met betrekking tot het precieze effect van mentale vermoeidheid op chirurgische prestaties de implementatie van vermoeidheidsmitigerende strategieën zou kunnen belemmeren, en daarmee een negatieve invloed zou kunnen hebben op de kwaliteit van de zorg en niet in de laatste plaats op de chirurg zelf.

 

Maarten van der Laan

Maarten van der Laan

15:30

Pauze

Sessie 2: Updates

Voorzitters: Olaf Bakker, vaatchirurg, St. Antonius & Peter de Kort, interventieradioloog, Noordwest Ziekenhuisgroep

15:55

The thin line between thromboembolism and bleeding – Patient tailored antithrombotic therapies for patients with PAD

Assoc. Prof. Dr. Christian-Alexander Behrendt, Department of Vascular and Endovascular Surgery, Asklepios Clinic Wandsbek, Asklepios Medical School, Hamburg, Germany

Biography:
Assoc. Prof. Dr. Christian-Alexander Behrendt is head and chief of the department of vascular and endovascular surgery at the Asklepios Clinic Wandsbek, Asklepios Medical School in Hamburg. He is currently the medical director of the German Institute for Vascular Research in Berlin and chairman of the VASCUNET committee of the European Society for Vascular Surgery. Between 2014 and 2022, he has published more than 220 articles and book chapters and presented more than 250 congress abstracts.

Session information:
Finding the best antithrombotic therapies for patients with lower extremity peripheral arterial disease (PAD) can be challenging. The evidence base consists of numerous small trials with heterogeneous design and limited generalizability to everyday clinical practice. It appears important to consider the complex risk profile of the patient and reasonable treatment goals. The OAC3-PAD bleeding score is the first externally validated score for this specific target population that may help to guide physicians through patient-tailored care.

_LFA8323

Christian-Alexander Behrendt

16:15

Best CLI-study pro/con

Prof. dr. Venermo Maarit, vaatchirurg, Helsinki University Hospital & Prof. dr. Jos C. van den Berg, Head of Service of Interventional Radiology, Ospedale Regionale di Lugano

Sessie information
Patients with chronic limb-threatening ischemia (CLTI) have high risk of amputation if limb perfusion is not improved with revascularization procedure. Continuous debate about superiority of treatment strategy has been ongoing, whether an initial strategy of endovascular therapy or surgical revascularization for CLTI is superior for improving limb outcomes. In BEST-CLI, 1830 patients with CLTI and infrainguinal peripheral artery disease were enrolled in two parallel-cohort trials. Patients who had single segment great saphenous vein available were assigned to cohort 1. Patients who needed an alternative bypass conduit were assigned to cohort 2. The primary outcome was a composite of death from any cause or a major adverse limb event (defined as amputation above the ankle or a major limb reintervention). Median follow-up was 2.7 years in the cohort 1 and 1.6 years in the cohort 2.

In cohort 1, a primary-outcome event rate was 43& (302/709 patients) in the surgical group and 57.4% (408/711 patients) in the endovascular group (HR 0.68; 95% CI, 0.59 to 0.79; P<0.001). In cohort 2, a primary-outcome event rate was 42.8% (83/194 patients) in the surgical group and 47.7% (95/199 patients) in the endovascular group (HR 0.79; 95% CI, 0.58 to 1.06; P=0.12). The incidence of adverse events was similar in the two groups in the two cohorts.

In conclusion, in BEST-CLI trial, patients who had an adequate great saphenous vein for surgical revascularization (cohort 1), the incidence of a major adverse limb event or death was significantly lower in the surgical group than in the endovascular group. Among the patients who lacked an adequate saphenous vein conduit (cohort 2), the outcomes in the two groups were similar.

 

 

_E3F4618 Venermo Maarit näyttöphoto HY_Linda Tammisto

Venermo Maarit

jos. van den Berg

Jos C. van den Berg

16:45

Debat

Prof. dr. Venermo Maarit, vaatchirurg, Helsinki University Hospital & Prof. dr. Jos C. van den Berg, Head of Service of Interventional Radiology, Ospedale Regionale di Lugano

17:00

Vaatdagen in historisch perpectief

Prof. dr. Cees Wittens, vaatchirurg

Biografie
Prof. dr. Cees H.A. Wittens studeerde geneeskunde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam (EMC), De opleiding chirurgie heeft hij gevolgd in Heerlen en Rotterdam. Zijn vaatchirurgische opleiding heeft hij doorlopen in het EMC. Van 1992 tot 2007 is hij lid geweest van de chirurgen maatschap in het SFG in Rotterdam. De eerste jaren met als deeltaak manager snijdende disciplines en waarnemend opleider en vanaf 1999 als opleider algemene heelkunde. Vanaf 2001 was hij ook opleider voor de vaatchirurgie. In 2009 is hij expliciet diep veneuze ziekten gaan behandelen in het MUMC+ en de Uniklinik in Aken en was van 2010 tot 2019 als hoogleraar veneuze chirurgie aan deze instituten verbonden. Hij heeft het Dutch en European college of Phlebology mede opgericht en is lid van vele nationale en internationale wetenschappelijke verenigingen. Als emeritus hoogleraar veneuze chirurgie is hij nog steeds landelijk en internationaal betrokken bij de ontwikkeling van richtlijnen, research, scholing en certificering.

Sessie informatie
Tijdens deze presentatie nemen wij u mee door 25 jaar Vaatdagen.

Cees Wittens

Cees Wittens

17:30

Opfrissen

17:45

Vertrek naar feestlocatie

Er is een pendeldienst aanwezig tussen NH Leeuwenhorst - Beachclub Bries

18:30

Diner & Feestavond