arrow_rightarrow_righticon_excelicon_pficon_ppticon_wordmagnifier

Programma – dinsdag 4 april

dinsdag 04 apr

07:45

Inschrijving & ontvangst

Ontbijtsymposium | Inari Medical

08:15 - 09:00

Challenging the status quo of the treatment of Venous Thromboembolism (VTE)

Voorzitter: Dr. Marie Josee van Rijn, vaatchirurg & epidemioloog, Erasmus MC

08:15

Treating the full range of DVT chronicity

Dr. Marie Josee van Rijn, vaatchirurg & epidemioloog, Erasmus MC

08:30

Treating PE differently with a lythic-free approach and immediate impact

Dr. Jan Albert Vos, interventieradioloog, St. Antonius Ziekenhuis

Biografie
Jan Albert Vos is een bevlogen interventieradioloog met ruim 25 jaar ervaring op vooral vasculair gebied. Na de radiologie opleiding in Almelo en het UMCU, volgde hij een 2-jarig fellowship interventieradiologie in het Antonius ziekenhuis in Nieuwegein, waar hij vervolgens bleef als staflid. Hij heeft een grote wetenschappelijke productie, met >150 peer-reviewed artikelen in de leidende internationale literatuur en talloze presentaties op (inter-)nationale congressen. Hij is actief betrokken bij de organisatie van diverse grote internationale studies (o.a. steering committee MR Clean trial, executive committee BASICS trial etc).
Hij was betrokken bij de introductie in Nederland van diverse innovatieve interventieradiologische technieken, waaronder carotis stentplaatsing, endovasculaire behandeling van herseninfarcten, ultrageluid-versterkte thrombolyse, endovasculaire behandeling van longembolieën en diverse innovaties op het gebied van de endovasculaire behandeling van aorta pathologie. Hij heeft diverse bestuurlijke functies vervuld, waaronder 5 jaar als lid van het bestuur van de NVvR.

Sessie informatie

Jan Albert Vos

Jan Albert Vos

08:45

Venous Thromboembolism (VTE) Q&A

Dr. Marie Josee van Rijn, vaatchirurg & epidemioloog, Erasmus MC & Dr. Jan Albert Vos, interventieradioloog, St. Antonius Ziekenhuis

09:00

Wisseltijd

Vrije voordrachten

Voorzitters: Dr. Gerdine von Meijenfeldt & Rudi de Munck, vaatlaborant, Rijnstate & Beatrix Ziekenhuis

09:05

Vrije voordracht 10 - Haalbaarheid en veiligheid van port-a-cath plaatsing in de arm onder lokale anesthesie

Charlotte Roosendaal, ANIOS, Ziekenhuis Gelderse Vallei

Introductie:
Port-a-caths (PACs) zijn de veiligste langdurige vasculaire toegangsweg. PACs kunnen op de borstkas (bPACs), maar ook in de arm (aPACs) geplaatst worden. Het plaatsen van aPACs kan onder lokale anesthesie, wat potentieel leidt tot efficiëntie-winst en kostenreductie indien geen verschil in complicaties kan worden aangetoond. Wij kijken naar de haalbaarheid en veiligheid van plaatsing van aPACs vergeleken met bPACs op de operatiekamer (OK) van een perifeer centrum.

Methode:

Retrospectieve cohortstudie tussen 01-01-2018 en 30-11-2022 met follow-up van minimaal 30 dagen.

Resultaten:

Er werden 293 PACs geplaatst, waarvan 170 (58%) in de arm. Het percentage aPACs steeg van 34% van het jaarlijks totaal in 2018 naar 66% in 2022. Het aantal aPACs geplaatst onder lokale anesthesie steeg van 64% naar 85%. Een peroperatieve pneumothorax deed zich voor bij 4.8% (6 patiënten) van de bPACs en gaf aanleiding tot 17 extra ongeplande opname dagen. Deze complicatie deed zich bij aPACs niet voor. Postoperatieve aanprikproblemen waren niet significant verschillend tussen beide groepen (aPAC 26% vs. bPAC 25%), net zoals het aantal infecties (aPAC 5.4% vs. bPAC 5.1%) en trombotische complicaties (beide 13%).

Conclusie:

Plaatsing van aPACs onder lokale anesthesie is een veilige procedure met weinig peroperatieve complicaties. Het aantal postoperatieve aanprikproblemen, tromboses en infecties verschilt niet van dat bij bPACs. Het percentage aPACs onder lokale anesthesie was initieel lager dan het potentieel van ongeveer 85%, mogelijk doordat het de introductie van een nieuwe techniek betrof. Dit is voor ons aanleiding aPAC ingrepen van de OK naar de angiografie kamer te verplaatsen.

09:15

Vrije voordracht 11 - Een kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van mantelzorgers van patiënten met kritieke ischemie

Rebecca Van Gorkom, verpleegkundige specialist, Amphia Ziekenhuis

Inleiding:
de prevalentie van oudere patiënten met kritieke ischemie en de daarbij oplopende zorgbehoefte neemt toe, waarbij een groter beroep wordt gedaan op mantelzorgers.
Er is echter weinig bekend over hoe de mantelzorgers van patiënten met kritieke ischemie deze rol ervaren. Het doel van deze studie is middels kwalitatief onderzoek inzicht te krijgen in de ervaringen van deze groep mantelzorgers, zodat de zorg professionals adequaat gebruik van hun kunnen maken.

Patiënt en methode:

Door middel van semigestructureerde interviews met individuen en focusgroepen werd inzicht verkregen in de ervaringen van 15 primaire mantelzorgers (volwassen kinderen, gehuwde en ongehuwde partners) van patiënten met kritieke ischemie.

Resultaten:

de motivatie van het uitvoeren van mantelzorgtaken, komt deels voort uit de overtuiging dat dit past bij hun traditionele taak als partner of als kind. Voor alle mantelzorgers is een flexibele omgeving nodig, voor de balans tussen mantelzorg en andere levenstaken zoals werk of gezinsleven. Daarnaast is het behouden van eigen activiteiten van belang. Ruim 26% van de mantelzorgers ervaren zorgen over de toekomst van de patiënt. Hetzelfde percentage mantelzorgers benoemd extra belasting door verschillende informatie van verschillende artsen. In de relatie met zorgverleners voelt 40% zich niet erkent in hun rol als mantelzorger. Belangrijk is dat de wisseling in zorg intensiteit (polikliniek versus opname) door de mantelzorger als ontlastend wordt ervaren. De meeste mantelzorgers hebben geen behoefte aan peer supportgroep.

Conclusie:

Voor zorgprofessionals is uniforme communicatie, erkenning voor mantelzorgers en het actief betrekken van mantelzorgers bij het zorgproces van belang om diens rol te ondersteunen.

09:25

Vrije voordracht 12 - Resultaten van de gerandomiseerde DISCOVER studie: Covered versus bare-metal stents in de arteria iliaca communis

Dr. Joost Bekken, vaatchirurg, NWZ Alkmaar

Introductie:
Er zijn aanwijzingen dat covered stents (CS) mogelijk leiden tot minder restenoses bij de behandeling van obstruerend vaatlijden van de arteria iliaca communis (AIC), in vergelijking met bare-metal stents (BMS).

Methoden:

Dit was een multicenter randomized controlled trial die CS en BMS vergeleek voor vergevorderde atherosclerotische letsel van de AIC. Dit was gedefinieerd als een stenose langer dan 3 cm, of een occlusie.

Resultaten:

Tussen 2012 en 2019 werden 174 patiënten geïncludeerd, 87 per groep. Er waren 6 crossovers van de BMS naar de CS groep, deze werden geanalyseerd volgens het intention-to-treat principe. Freedom from restenosis na 2 jaar was 84.7% (95% CI 76.7%–92.7%) in de BMS groep en 89.1% (95% CI 82.4%–95.8%) in de CS groep (p = 0.40). Freedom from occlusion was 95.0% (95% CI 90.3%–95.7%) in de BMS groep en 96.4% (95% CI 92.5%–100%) in de CS groep (p = 0.66). Freedom from target lesion revascularization was 91.1% (95% CI 84.8%–97.3%) en 95.2% (95% CI 90.7%–99.7%), respectievelijk (p = 0.31). Technisch succes, complicaties, hemodynamisch succes en klinisch succes waren ook vergelijkbaar tussen de groepen. Per-protocol analyse veranderde de uitkomsten van de studie niet.

Conclusie:

In dit onderzoek werd geen verschil aangetoond tussen covered en bare-metal balloon-expandable stents voor de behandeling van vergevorderde atherosclerotische laesies van de arteria iliaca communis

09:35

Vrije voordracht 13 - Verschillen in middellange termijn kosten tussen EVAR en open chirurgie voor infrarenale en juxtarenale AAAs

Olga Canta, onderzoeker, Erasmus MC

Doel:
Het vergelijken van middellange termijn kosten tussen EVAR en open chirurgie (OC) voor infrarenale- en juxtarenale AAAs.

Methoden:

Om dit te onderzoeken includeerden wij alle patiënten die electieve EVAR of OC ondergingen voor infrarenaal en juxtarenaal AAA tussen 2014 en 2019 uit de ‘Vascular Quality Initiative’, een Amerikaanse vasculaire registratie. Wij definieerden de totale ziektekosten als de som van de kosten van (1)de indexoperatie (inclusief opname), (2)reinterventies en (3)beeldvorming. We gebruikten multivariabele regressie-analyses om de ziektekosten na 5 jaar voor infrarenale- en na 3 jaar voor juxtarenale AAAs te vergelijken.

Resultaten:

48.343 Infrarenale (83% EVAR, 17% open) en 3.883 juxtarenale AAA-patiënten (29% EVAR[FEVAR/ChEVAR], 71% open) werden geïncludeerd. In vergelijking met OC, waren de index kosten lager na EVAR voor infrarenale- ($26.213 vs $30.212, P<.01) maar hoger voor juxtarenale AAAs ($42.483 vs $31.086, P<.01). De mediane totale zorgkosten voor infrarenale AAAs (figuur 1a) waren gedurende de vijf postoperatieve jaren lager na EVAR, en na gecorrigeerde regressieanalyse waren de kosten na 5 jaar $2.333 ($970 – $3.696, P<.01) lager in vergelijking met OC. Daarentegen, voor juxtarenale AAAs, waren de mediane totale zorgkosten na EVAR hoger gedurende elk van de vijf postoperatieve jaren (figuur 1b) en na gecorrigeerde regressieanalyse waren de kosten na 3 jaar 9.633 dollar ($5.219 – $14.047, P<.01) hoger dan OC.

Conclusie:
Middellange termijnzorgkosten voor EVAR zijn lager voor infrarenale AAAs maar hoger voor juxtarenale AAAs, in vergelijking met OC. Vergelijkbaar onderzoek op de Nederlandse patiëntenpopulatie is nuttig om een volledige en goed geïnformeerde afweging te kunnen maken.

09:45

Vrije voordracht 14 - Chirurgische behandeling van de Gilliatt-Sumner Hand bij patiënten met een Neurogeen Thoracic Outlet Syndroom

Dr. Niels Pesser, ANIOS, Catharina Ziekenhuis

Introductie:
Neurogeen Thoracic Outlet Syndroom (NTOS) patiënten kunnen een Gilliatt-Sumner Hand (GSH) ontwikkelen ten gevolge van compressie van de plexus brachialis. De GSH kenmerkt zich door zwakte/atrofie van door de truncus inferior geïnnerveerde musculatuur. Er bestaat onduidelijkheid over de incidentie en uitkomsten van thoracic outlet decompressie (TOD) bij deze patiëntengroep.

Methode:

Van 01-08-2016 t/m 01-08-2022 werden patiënten verwezen naar ons TOS-centrum onder verdenking NTOS geanalyseerd. Na doorlopen van ons zorgpad werden NTOS patiënten met GSH geïncludeerd in een prospectieve database. Patiënten met GSH werd een transaxillaire TOD aangeboden. Functionele en motorische uitkomsten werden met vragenlijsten en klinische follow-up bepaald.

Resultaten:

In totaal werden 1810 patiënten met verdenking NTOS verwezen. Bij 31 patiënten werd een GSH geïdentificeerd en behandeld middels TOD. HR-echografie van de plexus brachialis liet bij 22/31 (71%) patiënten compressie van de truncus inferior zien. Correlerende peroperatieve bevindingen werden in 11/22 (50%) gevonden (Figuur 1). Na mediane follow-up duur van 24 (IQR 15-36) maanden werd bij 23/31 (74%) een klinisch relevante daling van de DASH score tot 27.65 gezien. De Derkash score was goed/uitstekend in 21/31 (68%). Progressie van atrofie van de abductor pollicis brevis en/of intrinsieke handmusculatuur na TOD werd niet gezien. Motorische verbetering werd door 16/31 (52%) patiënten gerapporteerd.

Conclusie:

Een GSH lijkt vaker voor te komen dan de in literatuur gerapporteerde incidentie van 1:1.000.000. TOD kan progressie van atrofie stoppen en doet pijnklachten verminderden. In tegenstelling tot gerapporteerd in de literatuur werd bij de helft van de geopereerde patiënten motorische verbetering van de handmusculatuur bewerkstelligd.

09:55

Vrije voordracht 15 - Branch trombus na een endovasculaire behandeling met een branched stent graft voor aortaboog pathologie

Charlotte Lemmens, ANIOS, MUMC+

Introductie:
Het doel van deze studie is om trombusvorming in branches na een endovasculaire behandeling van de aortaboog te omschrijven en mogelijke klinische en geometrische risicofactoren te evalueren.

Methode:

Een retrospectieve analyse werd uitgevoerd in twee centra. De primaire uitkomstmaat was trombusvorming in branches tijdens de follow-up. Secundaire uitkomstmaten waren technisch succes, vroege mortaliteit, ernstige complicaties, cerebrovasculaire accidenten (CVA’s) en vroege en late branch-gerelateerde reïnterventies. Geometrie analyses (tortuositeit index, curvatuur, diameter) werden uitgevoerd op preoperatieve en postoperatieve CT-angiografieën.

Resultaten:

In 33 patiënten werden 68 vaten geïncludeerd in een branched stent graft (a.brachiocephalica n=26, a.carotis communis links en rechts n=32 en n=5, respectievelijk, a.subclavia links n=5). In de follow-up van 29 patiënten ontstond trombus in 5/60 branches (4 brachiocephalica, 1 linker carotis, p=0.380), welke allemaal een reïnterventie behoefden. De primaire interventie had een technisch succes van 97% met een vroege mortaliteit van 9%. 15 patiënten (45%) hadden ernstige complicaties, 5 patiënten (15%) ontwikkelden een CVA. In de gepoolde branch-analyse en de brachiocephalica subgroep-analyse was branch trombose niet geassocieerd met preoperatieve of postoperatieve geometrie of veranderingen daarvan. Branches met een Dacron-gecoverde stent ontwikkelden vaker trombose dan bij ePTFE-gecoverde stents (17% vs. 3%, p=0.066). Patiënten met branch-trombus hadden een hogere body mass index (BMI) (29.97±4.62 vs. 25.03±4.43, p=0.030).

Conclusie:

Na de endovasculaire behandeling van aortaboog pathologie met een branched stent graft is er een aanzienlijk risico op trombusvorming in de branches, vooral in patiënten met een hoog BMI. Prospectieve studies zijn nodig om de klinische en geometrische risicofactoren verder te analyseren.

10:05

Vrije voordracht 16 - Hoge framerate contrastechografie voor het kwantificeren van de bloedstroming in patiënten met PAV na endovasculaire behandeling: een in vivo haalbaarheidsstudie

Majorie Van Helvert, PhD student, Rijnstate Ziekenhuis

Introductie:
Het nauwkeurig meten van bloedstromingsprofielen in gestente slagaderen is een grote uitdaging, maar is klinisch relevant omdat de lokale hemodynamica de duurzaamheid van endovasculaire behandelingen beïnvloedt. Huidige modaliteiten zoals fasecontrast MRI zijn onder andere gelimiteerd door metaalartefacten. Hoge framerate contrastecho gecombineerd met vector flow analyse, i.e. echoPIV, is een nieuwe techniek die tweedimensionale bloedstromingskarakteristieken kan meten. In deze studie hebben wij de haalbaarheid van echoPIV onderzocht in gestente aorto-iliacale- en femorale slagaderen in PAV-patiënten.

Methode:
In 82 patiënten werden hoge framerate contrastecho beelden verkregen rondom de proximale en distale stentrand. Een farmaceutische microbellensuspensie (SonoVue, Bracco) werd intraveneus toegediend als ultrageluid contrastmiddel. Tweedimensionale bloedstromingsprofielen werden berekend middels vector flow analyse. De resulterende echoPIV opnames werden visueel beoordeeld door vijf experts en geclassificeerd als optimaal, suboptimaal of onhaalbaar.

Resultaten:

In totaal zijn 167 locaties gemeten. Bloedstromingsprofielen konden worden berekend in 161 (96%) van de metingen, waarbij 49 (29%) opnames optimale resultaten lieten zien. Bij de overige 112 (67%) opnames werden suboptimale resultaten verkregen op basis van één of meerdere van de volgende redenen: afname in correlatie tijdens systole (59/167;35%), echoschaduwgebieden (34/167;20%), afname van contrastsignaal tijdens diastole (32/167;19%) en/of te kort bloedvatsegment (25/167;15%). Geen van deze redenen waren direct gerelateerd aan de stent.

Conclusies:

EchoPIV is in staat om tweedimensionale bloedstromingsprofielen in en rondom stents te meten. Resultaten werden niet beïnvloed door de aanwezigheid van stentmateriaal. Dit toont aan dat echoPIV een robuuste techniek is voor het verkrijgen van inzicht in de lokale hemodynamica in de nabijheid van stents.

10:15

Vrije voordracht 17 - Reproduceerbaarheid van een nieuwe op 4D flow MRI gebaseerde biomarker in abdominale aorta aneurysmata

Eva Aalbregt, PhD student, Amsterdam UMC

Introductie:
Functionele parameters hebben mogelijk meerwaarde bij het bepalen van de progressie en ruptuurkans van abdominale aorta aneurysmata (AAA). Regio’s in het AAA met lage wandschuifspanning (WSS) zijn in verband gebracht met aneurysma groei en ruptuur. WSS kan worden benaderd met 4D flow magnetische resonantie beeldvorming (MRI). In deze studie bepalen we de reproduceerbaarheid van op 4D flow MRI gebaseerde WSS in asymptomatische AAA en onderzoeken we de correlaties met WSS.

Methode:

In deze monocenter cross-sectionele studie werden patiënten geïncludeerd met een asymptomatisch AAA van ten minste 30 mm. Deelnemers ondergingen twee 4D flow MRI scans met retrospectieve ECG-gating met een week interval. Op basis van 4D flow data werden fase-contrast angiografieën gereconstrueerd. Bland-Altman analyse en orthogonale regressie met Spearman’s correlatie werden gebruikt voor de statistische analyse.

Resultaten:

De haalbaarheid was 86%. Negentien patiënten ondergingen twee succesvolle acquisities. Het gemiddelde verschil tussen de twee scans voor bloedstroomsnelheid en WSS gemiddeld over alle patiënten was 0.00 ± 0.03 en 0.01 ± 0.04 respectievelijk. Figuur 1 geeft een visuele representatie van de reproduceerbaarheid. De inter- en intra-observer overeenkomst resulteerde in een Spearman’s correlatie coëfficiënt van respectievelijk 0.80±0.09 en 0.87±0.10. Een inverse correlatie werd gevonden tussen minimale WSS en maximale lumen diameter (R=-0,69, p<0.01) en tussen minimale WSS en intraluminaal trombus volume (ILT). Daarnaast werd de hoogste vorticiteits-score geassocieerd met een verhoging in de WSS (p=0.01).

Conclusie:

4D flow MRI is een robuuste techniek voor het benaderen van WSS in AAAs. Een inverse correlatie is gevonden tussen WSS en lumen diameter.

10:25

Vrije voordracht 18 - Kwantificatie van in vivo deformatie van de sealingringen na infrarenale en gefenestreerde endovasculair aneurysma reparatie

Jaimy Simmering, PhD student, Medisch Spectrum Twente

Introductie:
Deformatie van endoprotheses heeft invloed op de klinische uitkomsten. Het doel van deze studie was het evalueren van de cardiale pulsatiliteit-geïnduceerde beweging en vervorming van de proximale sealing-stentringen van de infrarenale en de gefenestreerde Anaconda-stentgraft.

Methode:

Postoperatieve elektrocardiogram-getriggerde computertomografiescans van 15 patiënten behandeld met een infrarenale Anaconda (EVAR-cohort) en 19 patiënten behandeld met een gefenestreerde Anaconda (FEVAR-cohort) werden geëvalueerd m.b.v. speciale beeldverwerkingsalgoritmen. De scans werden prospectief verzameld volgens studieprotocol: vóór ontslag en na 1, 6 (alleen EVAR-cohort), 12 en 24 (alleen EVAR-cohort) maanden follow-up. De proximale sealingringen werden gesegmenteerd om pulsatiele verplaatsing, expansie en kromming (curvatuur) tijdens de hartcyclus te bestuderen gedurende follow-up.

Resultaten:
De anterieur-posterieure verplaatsing was 0,18mm (95% BI 0,07-0,30mm, p=0,002) groter in het FEVAR-cohort, al nam deze af gedurende follow-up. De verplaatsing en curvatuurveranderingen waren het grootst aan de anterieure zijde van de stentringen en het kleinst aan de posterieure zijde voor beide platformen. Pulsatiele expansie bleef constant voor het EVAR-cohort, maar daalde voor het FEVAR-cohort van 1,32 mm (1,18-1,46mm) bij ontslag tot 1,10mm (0,96-1,24mm, p=0,029) na 12 maanden follow-up.

Conclusie:

De pulsatiele verplaatsing en krommingsveranderingen van Anaconda-sealingringen is kleiner aan de posterieure zijde van de stentringen dan aan de laterale en anterieure zijden, terwijl dit het meest uitgesproken was in de cranio-caudale richting voor EVAR en in de anterieur-posterieure richting voor FEVAR. Met deze methode kunnen stentlocaties worden geïdentificeerd die de vermoeidheidsveiligheid of stentgraft-sealing in gevaar kunnen brengen, wat van belang kan zijn bij de duurzaamheid van de behandeling.

10:35

Vrije voordracht 19 - Partiële explantatie als behandeloptie voor vaatprothese infecties

Francine Vos, ANIOS, UMC Groningen

Achtergrond
Een vaatprothese infectie (VPI) is een ernstige complicatie en gaat gepaard met hoge morbiditeit en mortaliteit. De European Society for Vascular Surgery (ESVS) beveelt totale explantatie (TE) van de vaatprothese aan in geval van VPI. Bij patiënten die vanwege hun comorbiditeiten geen TE kunnen ondergaan, kan partiële explantatie (PE) worden overwogen. Eerdere studies die PE vergeleken met TE van de geïnfecteerde vaatprotheses laten verschillende resultaten zien. Deze retrospectieve studie in een tertiair verwijscentrum vergelijkt het verschil in uitkomsten van PE met TE.

Methode
We includeerden patiënten van >18 jaar die gediagnosticeerd zijn met VPI en chirurgisch behandeld zijn tussen 2017 en 2020. We vergeleken het aantal persisterende of re-infecties, (gedefinieerd als indicatie voor verlengd antibiotica beleid postoperatief), re-interventies en mortaliteit tussen PE en TE.

Resultaten

In totaal zijn er 75 patiënten geïncludeerd, waarvan 26 patiënten een PE ondergingen en 49 patiënten een TE. Zevenenveertig patiënten hadden een centrale VPI, 22 patiënten een perifere VPI en 6 patiënten een gecombineerde centrale en perifere VPI. De minimale follow-up duur was 3 jaar. Een re-infectie kwam niet significant vaker voor na PE dan na TE (26.9% vs. 20.4, respectievelijk; p=0.317). Na PE was er significant vaker een re-interventie nodig dan na TE (46,2% vs. 14,3%; p = 0,009). De mortaliteit was niet significant hoger na TE dan na PE (16,3% versus 15,4%).

Conclusie
Deze studie laat zien dat TE in geval van vaatprothese infecties leidt tot significant meer reinterventies. Er was geen significant verschil in persisterende of re-infecties en chirurgie gerelateerde mortaliteit. Ondanks dat er bij meer patiënten een re-interventies nodig is na PE, kan bij patiënten die vanwege comorbiditeiten geen TE kunnen ondergaan, een PE overwogen worden. Meer onderzoek en grotere aantallen zijn nodig om de behandeling van VPI te optimaliseren.

Parallelsessie 2 | Worst Case Scenario

Voorzitters: Dr. Ben Saleem, Vaatchirurg, UMCG & Pieter Jan van Doormaal, interventieradioloog, Erasmus MC &amp

09:05

Zeldzame complicatie bij Vena Porta Embolisatie

Ali Nakhosteen, interventieradioloog, Erasmus MC

Biografie
Ik ben werkzaam als interventie radioloog in het Erasmus MC. Tot mijn aandachtsgebieden behoren de behandeling van uterus myomatosis en pelvic congestion syndrome wat ik gedurende enkele jaren in North Middlesex University Hospital te London heb verricht. Mijn verdere aandachtspunten in het Erasmus MC zijn oncologische interventies zoals radiofrequente ablatie (RFA), microwave ablatie (MWA), transarteriele chemoembolisatie (TACE), selectieve interne radiotherapie (SIRT), galweginterventies, transjugulaire portosystemische shunt (TIPS) en de algemene vasculaire en non-vasculaire interventies.

Sessie informatie 
Deze presentatie is een beknopte samenvatting van een zeldzame complicatie bij een vena porta embolisatie procedure. De casus beschrijft een Non- Targeted embolisatie met histoacryl en de verrichtte stappenplan ter voorkoming van verdere lange termijn gevolgen. De casus illustreert dat vroegtijdige herkenning van de complicatie kan leiden tot snelle handeling en mogelijk voorkomen van verdere uitbreiding van de complicatie.

A. Nakhosteen

Ali Nakhosteen

09:25

Type 3 endoleak, wat ging er mis?

Emiel Huistra, medisch student, onderzoeker in het UMCG

Deze casuspresentatie beschrijft het optreden van een zeldzaam type 3 endoleak, na een per abuis misplaatste a. renalis bridging stent tijdens een FEVAR procedure. De linker a. renalis bridging stent werd geplaatst via de SMA fenestratie, waardoor een endoleak optrad via de open fenestratie van de a. renalis. De casus laat het succesvol opheffen van dit endoleak zien, middels perforeren van de misplaatste stent en relining met een nieuwe gecoverde stent.

09:45

Graft infectie: meerdere wegen naar Rome

Maarten Paridaans, vaatchirurg, Jeroen Bosch ziekenhuis

Biografie
Ik ben opgeleid in de regio Leiden. Nadat ik in 2014 afstudeerde ben ik in 2017 gestart met de opleiding tot chirurg in het Groene Hart ziekenhuis. Mijn differentiatie tot vaatchirurg doorliep ik in het Haga ziekenhuis en het Leids Universitair Medisch Centrum. Momenteel ben ik werkzaam als fellow vaatchirurg in het Jeroen Bosch ziekenhuis. Gedurende mijn opleiding heb ik een MBA volbracht aan de TIAS Business school.

Casus
De casus beschrijft een patiënte van 55 jaar die eind vorig jaar een open bifurcatie prothese had gekregen vanwege een Leriche syndroom. Recent is zij opgenomen vanwege een graft infectie vanwege fisteling naar het coecum. Veneuze vaatreconstructie is vaak de keuze van behandeling en gaat gepaard met hoge morbiditeit en mortaliteit. Ik zal een wat ongebruikelijke aanpak presenteren. Nieuwsgierig geworden? Kom dan vooral luisteren!!

10:05

Lliacal Veneuze Ruptuur

Peter Veendrick, interventieradioloog, Rijnstate

Biografie
Drs. P.B. Veendrick heeft de opleiding Radiologie gedaan in Rijnstate en in het Radboudumc in Nijmegen van 2010-2015. Daarna volgde een fellowship interventieradiologie in het Royal Perth Hospital in Perth, Australië. Sinds 2016 is hij werkzaam als interventieradioloog in Rijnstate met onder andere als aandachtsgebied diepe veneuze behandelingen.

Sessie informatie
In deze casuspresentatie wordt een zeldzame complicatie van veneuze PTA en stentplaatsing tijdens behandeling van posttrombotische obstructie in de iliofemorale venen getoond. Tijdens behandeling van posttrombotische obstructie trad een massale bloeding op, welke werd behandeld met een gecoverde stent. Ondanks dat veneuze rekanalisatie, PTA en stentplaatsing over het algemeen een veilige behandeling is, kan ook hierbij in zeldzame gevallen een ernstige complicatie kan optreden. Deze casus maakt duidelijk bij welke patientengroep u hierop beducht moet zijn en hoe u deze complicatie kan behandelen.

P.B. Veendrick

P.B. Veendrick

10:25

Vasculaire toegang en de wet van Murphy

Pieter Jan van Doormaal, interventieradioloog, Erasmus MC

Biografie
Pieter Jan van Doormaal heeft de geneeskunde studie afgerond aan de Rijksuniversiteit in Groningen. Daarna de vervolg opleiding radiologie gedaan gecombineerd in het Meander Medisch Centrum in Amersfoort en het UMC Utrecht. Vervolgens een fellowship interventie radiologie en het UMC Utrecht. Sinds 2016 is hij werkzaam als interventie radioloog in het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam met als extra aandachtsgebied neuro-interventieradiologie.

Sessie informatie
De presentatie beschrijft een vrouw van 78 jaar die wegens hartfalen obv een aortaklepstenose een TAVI onderging. Wegens uitgebreid vaatlijden is er gebruik gemaakt van de a. axillaris, a. radialis en a. femoralis als toegang. Post-TAVI bleek er sprake te zijn van en herseninfarct en een bloeding uit de a. axillaris, hiervoor werd een gecoverde stent geplaatst in de a. axillaris en een cerebrale trombectomie uitgevoerd. Uiteindelijk bleken zowel de toegang via de a. axillaris, a radialis en a. femoralis gecompliceerd verlopen.

Na de trombectomie en stentplaatsing ontwikkelde de patiënt een ischemisch been met fatale afloop.

 

foto van Doormaal

Pieter Jan van Doormaal

10:45

Pauze

Satellietsymposium | Artivion

11:10 - 11:55

Solutions for Aorto-Aliac Aneurysm

Voorzitters: Prof. dr. H. Verhagen en Prof. dr. L. Bouwman

11:10

Large single center IBD experience, lessons learned

Prof. dr. L. Bouwman, Zuyderland Ziekenhuis Heerlen

11:25

A single-center result of patients with pararenal aneurysms treated with inner-branched custom-made endograft

O. Yazar, Zuyderland Ziekenhuis Heerlen

11:40

Inner-branches with E-nside off-the-shelf: pros and cons

Prof. dr. H. Verhagen, Erasmus MC Rotterdam

11:55

Wisseltijd

Sessie 3 | Diabetische voet

Voorzitters: Dr. Janwillem Hinnen, vaatchirurg, Jeroen Bosch Ziekenhuis & Dr. Olaf Bakker, vaatchirurg, St. Antonius Ziekenhuis

12:00

Non-invasieve diagnostiek bij PAOD3/4

Dr. Jacques Oskam, vaatchirurg, Isala klinieken

Biografie
Dr. Jacques Oskam is als vaatchirurg werkzaam in Isala Zwolle en heeft als bijzonder aandachtsgebied limb salvage bij PAOD, DM , en chronische wonden aan de onderste extremiteit.

Sessie informatie
Bij klinische verdenking op kritieke ischemie (CLTI) van de voet wordt non-invasief vasculair diagnostisch onderzoek aangewend. In richtlijnen worden meerdere  onderzoeksmethoden zoals de enkel-arm index, teendruk, en duplexonderzoek geadviseerd te verrichten. Ook kan eventueel van CT-angio en MRA gebruik worden gemaakt. Naar de betrouwbaarheid van deze diagnostische hulpmiddelen is in het verleden onderzoek verricht. In de recente Europese CLTI richtlijn uit 2019 staat een goed overzicht over de testkarakteristieken. Die zijn helaas niet bijster goed. Over de besliskundige consequenties voor het te voeren beleid wordt niet veel gezegd in de richtlijn. In de voordracht zullen we hier dieper op ingaan.

In Isala Zwolle hebben we een zorgpad PAOD3/4 opgezet waarbij we niet veel waarde meer toekennen aan de EAI en teendruk, en laagdrempelig een Duplex onderzoek van het been ter ondersteuning voor de planning van een ADSA doen. Bij indicatie voor revascularisatie is het selectief ADSA van het been en voet leidend, omdat de ADSA de beste testkarakteritieken biedt en ook veilig kan worden uitgevoerd. De nieuwe werkwijze in de Isala zullen we verder toelichten.

e55a4605e8004becbe70977ddd126f08

Jacques Oskam

12:15

Diabetische voet ulcera, vanuit “stand” bekeken

Wilbert van Laar, orthopedisch chirurg, Alrijne Ziekenhuis

Biografie
Sinds 10 jaar werkzaam in het Alrijne Ziekenhuis (Leiden, Leiderdorp en Alphen aan de Rijn) als orthopedisch chirurg en volledig gespecialiseerd in de voet en enkel pathologie.
Sinds enkele jaren werken wij in het Alrijne Ziekenhuis met een groot en enthousiast multidisciplinair diabetisch voetenteam waar wij als orthopedisch chirurgen ook een belangrijk onderdeel van zijn. Door deze intensieve samenwerking bestaat een groot deel van mijn werk uit electieve en preventieve standscorrecties bij diabetische voeten ter genezing van diabetische ulcera maar met name ook ter vermindering van de recidief kans van diabetische ulcera.

Sessie informatie
Een diabetisch voet ulcus is een lastige en uitdagende pathologie met een zeer slechte prognose. Zo weten we dat recidief kans van een ulcus 60% is binnen 3 jaar, de kans op amputatie bij een diabetisch ulcus 5-24% is binnen 6-18 maanden, 85% van alle niet traumatische amputaties plaatsvindt bij diabeten en de 5 jaar mortaliteit zelfs 60% is na een major amputatie.

Gezien de complexiteit van deze pathologie is daarom multidisciplinaire behandeling noodzakelijk. Ten gevolge van de diabetes en de vaak bijkomende polyneuropathie zullen er standsafwijkingen ontstaan die een grote impact hebben op het ontstaan van het ulcus en de recidief kans. Ook eerdere uitgevoerde chirurgisch interventies zoals minor amputaties hebben een grote invloed op de alignement en de drukverdeling van de voet waardoor de kans op het ontstaan van secundaire ulcera wordt vergroot.

Om de behandeling van diabetische voet ulcera te optimaliseren is het meenemen van onderliggende malalignement en andere deformiteiten als medeoorzaak van het ontstaan van het ulcus noodzakelijk. Ook zullen er laagdrempelig electieve en preventieve standscorrecties moeten worden uitgevoerd om tot een beter resultaat te komen.

In deze presentatie zullen we een aantal veel voorkomende standsafwijkingen bij diabetische voet ulcera bespreken als mede enkele chirurgisch interventies en overwegingen.

921850c00ffb4c46a5e9a0f163c4a39e

Wilbert van Laar

12:30

Below-the-ankle disease in the neuroischemic diabetic foot: What are the realistic options?

Dr. Roberto Ferraresi, interventiecardioloog, Humanitas Gavazzeni

Biografie
An interventional cardiologist specializing in the treatment of peripheral artery disease. For the past 25 years he has worked in the field of chronic limb threatening ischemia, performing hundreds of percutaneous procedures a year and teaching international courses and seminars. He is the author or co-author of 50 publications dedicated to the treatment of ischemia of the upper and lower limbs. He is Scientific Director of the Diabetic Foot Unit at the San Carlo Clinic in Paderno Dugnano, Milan, Italy.

Sessie Informatie
Below-the-ankle (BTA) artery disease is a key point in chronic limb-threatening ischemia (CLTI).

The best target for revascularization in CLTI patients is the reconstitution of a straight line of blood flow to the wound, however, this is not always possible due to intractable BTA disease. The aim of this presentation is to describe a step-by-step approach to BTA disease evaluation and treatment.

The following topics will be presented: 1) the pedal Medial Artery Calcification score; 2) the identification of hidden arteries; 3) the treatment of pure big artery disease patients; 4) the treatment of moderate small artery disease patients; 5) the treatment of no-option patients.

 

Roberto

Dr. Roberto Ferraresi

12:45

Korte termijn resultaten van popliteale en infrapopliteale endovasculaire interventies voor kritieke ischemie: de THRILLER registry

Michael Nugteren, arts-onderzoeker, UMC Utrecht

Biografie
Drs. Michael Nugteren is arts-onderzoeker en promovendus bij de afdelingen Vaatchirurgie in het UMC Utrecht en de Noordwest Ziekenhuisgroep in Alkmaar. Hij heeft zijn geneeskunde opleiding afgerond aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, waarna hij voor aanvang van zijn PhD als basisarts heeft gewerkt bij de afdeling Chirurgie in het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Momenteel is zijn onderzoeksfocus kritieke ischemie en is hij coördinerend onderzoeker van de multicenter THRILLER registry.

Sessie informatie
Achtergrond: Chronische kritieke ischemie (CLTI), het eindstadium van perifeer arterieel vaatlijden (PAV), wordt geassocieerd met hoge amputatiecijfers, mortaliteit en ziektegerelateerde zorgkosten. Bij infrapopliteaal vaatlijden wordt endovasculaire revascularisatie aanbevolen voor de meeste anatomische en klinische subgroepen van CLTI. Er bestaat echter een gebrek aan kwalitatief hoogwaardige bewijsvoering op dit gebied. Het doel van de ”DuTcH ChRonILower Limb-Threatening IschEmia Registry” (THRILLER) is het verzamelen van data over popliteale en infrapopliteale endovasculaire interventies in de dagelijkse praktijk.

Methode: THRILLER is een prospectieve multicenter studie waarbij alle patiënten geïncludeerd worden die een popliteale of infrapopliteale endovasculaire interventie ondergaan in zeven Nederlandse ziekenhuizen. De gestandaardiseerde follow-up bestaat uit polibezoeken met wondcontrole, teendrukmeting en duplexonderzoek na 6-8 weken en 12 maanden. Voor de eerste interim-analyse zijn de primaire uitkomstmaten het aantal majeure amputaties en amputatievrije overleving na 3 maanden. Secundaire uitkomstmaten zijn primaire patency en klinisch gedreven revascularisatie van de behandelde laesie (CD-TLR) na 3 maanden.

Resultaten: Momenteel zijn er binnen THRILLER 780 patiënten en 915 interventies geïncludeerd. Van deze interventies hebben er 402 popliteaal, 630 cruraal en 107 pedaal plaatsgevonden.

Discussie: Ondanks innovaties in de medicamenteuze behandeling en revascularisatie technieken hebben patiënten met CLTI nog steeds een matige prognose. Eerdere prospectieve cohortstudies werden beperkt door kleine patiënten aantallen en heterogene rapportage. Gerandomiseerde trials hebben hoge kosten, potentiële belangenconflicten en geven een beperkte afspiegeling van de dagelijkse praktijk. THRILLER heeft met een geschatte inclusie van 400-500 interventies per jaar tot doel de grootste prospectieve dataset te worden betreffende popliteale en infrapopliteale endovasculaire interventies voor CLTI. Hiermee kunnen meerdere onderbelichte onderzoeksvragen betreffende diagnostiek, medicatie, patiëntselectie, behandeling en follow-up beantwoord worden.

Drs. van Nugteren

Michael Nugteren

13:00

Off-loading: worden de richtlijnen eigenlijk gevolgd? En zijn de richtlijnen eigenlijk wel juist?

Dr. Jaap van Netten, bewegingswetenschapper, Amsterdam UMC

Biografie
Dr. Jaap van Netten, PhD, is bewegingswetenschapper en werkt als senior onderzoeker en klinisch academicus in Amsterdam UMC. Zijn onderzoeksfocus ligt op de wisselwerking tussen biomechanica en gedrag bij de preventie van voetulcera en amputatie. Dit omvat real-life en laboratorium gangbeeld- en activiteitenanalyses, communicatiestrategieën, schoenoptimalisatie en e-health-oplossingen voor ziektedetectie en gedragsveranderingen.

Sessie informatie
Bij de behandeling van diabetische voet ulcera is drukontlasting 1 van de pijlers. Voetulcera waar (plantaire) druk een van de ontstaansfactoren is, zullen zonder goede drukontlasting niet genezen. Vanuit meerdere RCTs en uitgebreide meta-analyses is veel wetenschappelijk bewijs beschikbaar of de beste hulmiddelen voor drukontlasting. Ondanks dat dit bewijs ook is vertaald in klinische richtlijnen, is er in Nederland, en wereldwijd, veel variatie in de dagelijkse praktijk van drukontlasting.

Tijdens deze presentatie zullen de meest recente wetenschappelijke inzichten op dit gebied gepresenteerd worden. dit bevat zowel een nieuwe meta-analyse, als meerdere retrospectieve analyses van data uit de klinische praktijk. Op basis daarvan zullen toekomstige ontwikkelingen op dit gebied geschetst worden, om meer uniformiteit in drukontlastende behandeling te krijgen in Nederland.

Afbeelding1

Dr. Jaap van Netten

13:15

ALV NVVV

13:15

Lunch

Sessie 4: Future

Voorzitters: Dr. Adriaan Moelker, interventieradioloog, Erasmus MC & Dr. Stijn Hazenberg, vaatchirurg, UMC Utrecht

14:20

Mechanische karakterisering van de aneurysmawand van de aorta abdominalis, met behulp van 4D-echografie

Prof. dr. Marc van Sambeek, vaatchirurg, Catharina Ziekenhuis

Biografie
Marc van Sambeek studeerde Geneeskunde aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen, waar hij 1986 afstudeerde. Van 1986-1988 diende hij als geneeskundig officier in het Nederlandse leger en werkte gedurende deze periode in het Militair Hospitaal in Utrecht als arts-assistent Chirurgie en Urologie. In 1989 startte hij zijn chirurgische opleiding in het Sint Franciscus Ziekenhuis en voltooide zijn chirurgische opleiding in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam in 1995. Van 1995 tot 1997 volgde hij de vervolgopleiding Vaatchirurgie in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam en werd in 1996 senior staflid van de afdeling Chirurgie. Hij promoveerde in 1998 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op het onderwerp: Intravasculaire echografie en perifere endovasculaire interventies. Van 2003 tot 2008 was hij hoofd van de afdeling Vaatchirurgie in het Erasmus MC.

In 2008 verhuisde hij naar Eindhoven en daar werkt hij nu vaatchirurg in het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. In 2017 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de faculteit Biomedische Technologie van de Technische Universiteit Eindhoven. In zijn wetenschappelijke carrière heeft hij veel onderzoek naar het aorta aneurysma en hierover veel gepubliceerd.

Sessie informatie
Het abdominale aorta-aneurysma (AAA) is een gevaarlijke, asymptomatische aandoening die bij een ruptuur kan leiden tot een fatale bloeding. Op dit moment is de beoordeling van het ruptuurrisico voornamelijk gebaseerd op de maximale diameter. Aangezien 5-10% van de aneurysma’s ruptureren voordat ze de drempel van 50/55 mm bereiken en sommige aneurysma’s stabiel blijven bij een grote diameter, is er behoefte aan een meer patiënt specifieke beoordeling. De bepaling van de wandspanning en wandspanningsstijfheid met behulp van 4D (3D+tijd) echografie is een veelbelovende techniek om de risicostratificatie op een ruptuur te verbeteren.

Het voordeel van het gebruik van 4D-echografie is het non-invasieve, onschadelijke karakter en de toegankelijkheid voor longitudinaal onderzoek. Door middel van eindige-elementenmodellen wordt er een wandspanningsanalyse uitgevoerd. Stijfheid van de aortawand (de patiënt specifieke afschuifmodulus) wordt afgeleid door de geschatte verplaatsingen van de FEA-wand te kalibreren op de gemeten US-wandbeweging.

We zijn met deze studie begonnen in 2015 en hebben we 500 patiënten geïncludeerd voor langdurige follow-up. Van alle patiënten hebben we echografie datasets van 2->12 vervolgbezoeken. Met behulp van kunstmatige intelligentie willen we een predictie model maken om groei en ruptuur beter en patiënt specifiek in te schatten.

m van sambeek

Marc van Sambeek

14:40

Kwantificeren is de weg te gaan

Prof. dr. Bob Geelkerken, vaatchirurg, Medisch Spectrum Twente

Biografie
Bob Geelkerken obtained his MD degree with extension at the Erasmus University Rotterdam in 1985 and his PhD at Leiden University in 1996. In 1995 he obtained a position as consultant vascular surgery at Medisch Spectrum Twente. Since 2016 he holds the chair of vascular translational research at the M3i group, TechMed centre, University of Twente. Bob is initiators of one of the clinical spearheads of MST, the Dutch expert centre of Mesenteric Ischemia. He is one of the founders of the Dutch Mesenteric Ischemia Study group. He is principle investigator of the Coeliac Artery Release or Sham Operation study, a nationwide borderbreaking clinical study. His present research focuses on clinical translation of advanced technologies for diagnosis and treatment of vascular disorders as mesenteric ischemia, aortic aneurysmal disease and end stage PAOD. In his spare time Bob enjoys working on the maintenance of his wife and daughter’s dressage stable in the beautiful countryside of Twente.

Sessie informatie
De endovasculaire behandeling van centraal dilaterend vaatlijden heeft een grote vlucht genomen. De endoprothese doet echter zijn werk in een zeer dynamische omgeving, de prothese wordt 30 miljoen keer per jaar belast door de polsgolf. Het is dan ook niet verbazend dat op langere termijn de endoprothese kan falen, en daarmee weer een toenemende kans op een aortaruptuur optreedt. Met dynamische CT onderzoek kan de interactie tussen aortawand en endoprothese en het daarbij optredende krachtenspel in kaart worden gebracht. Ook is het mogelijk gunstige en ongunstige flowprofielen met ultrafast echo onderzoek in het aortafantoom te bestuderen. Met dit innovatieve onderzoek kan het inzicht in het falen van endoprotheses worden vergroot.

Arteriële insufficiëntie veroorzaakt ischemie. Uiteindelijk kan dit leiden tot kritische ischemie met onherstelbare weefsel beschadiging. Herstel van de arteriële inflow kan weefsel sparend zijn. Tijdens de interventie wordt vertrouwd op het chirurgische oog of op kwalitatieve afbeeldingstechnieken of de revascularisatie voldoende is, beide zijn echter weinig accuraat. Het peroperatief kwantificeren van het herstel van de weefselperfusie heeft de potentie om een goede voorspeller te worden voor de belangrijke uitkomstmaat weefselbehoud.

Buikklachten komen vaak voor en ook een externe compressie van de AC is niet zeldzaam. Al meer dan 50 jaar wordt het bestaan van het Median Arcuate Ligament Syndroom betwist. Een recente systematische review laat zien dat het klinische succes na Arteria Coeliaca release omstreeks de 70% is. Er zijn zeker argumenten dat dit hoge percentage toch grotendeels te verklaren is door een placebo effect en/of een selectiebias. Ook is er geen objectieve maat voor het vaststellen van de darmwand doorbloeding. In Nederland is een unieke studie van start gegaan die het ultieme bewijs gaat opleveren of de AC-release meer is dan een placebo effect bij patiënten verdacht voor MALS. Binnen de Dutch Mesenteric Ischemia Studygroup wordt naar innovatieve methoden gezocht om de weefseldoorbloeding in de darm te kunnen kwantificeren.

B. Geelkerken

Bob Geelkerken

15:00

Beeldvorming bij minimaal-invasieve vasculaire interventies

Prof. dr. Gijs van Soest, hoogleraar cardiovasculaire aandoeningen, Erasmus MC

Biografie
Prof. dr. Gijs van Soest leads the research group “Invasive imaging”, which investigates catheter-based imaging technologies, primarily aimed at guidance of cardiovascular interventions but with an eye to other applications (diagnostic imaging, imaging in lung or gastrointestinal tract) as well. Van Soest is an experimental physicist by training (MSc Rijksuniversiteit Groningen 1997). He started working in optics and light scattering during his PhD (Universiteit van Amsterdam, 2001). He worked as a postdoc at the Royal Netherlands Meteorology Institute (KNMI) to investigate atmospheric ozone profiles using satellite-borne spectrometers. In 2005 he joined the Biomedical Engineering group of the Thorax Center at Erasmus MC. Starting a new research topic in optical imaging and taking on the existing research in intravascular ultrasound, he developed his own research line. He was appointed Full Professor in 2020.

Sessie informatie
Bij mnimaal-invaseve behandelingen in het vasculaire stelsel wordt via een katheter de doorgankelijkheid van een vat hersteld: door verwijdering van een atherosclerotische plaque of een thrombus. Deze interventies worden in de regel uitgevoerd onder geleiding met angiografie. Toepassing van beeldvorming met behulp van speciale katheters maakt het mogelijk de vaatwand zelf, en bijvoorbeeld een geplaatste stent, nauwkeurig in beeld te brengen. Bij coronaire interventies is de afgelopen 10 jaar gebleken dat toepassing van deze technieken leidt tot significant betere klinische resultaten.

In deze voordracht zal ik de momenteel beschikbare technieken introduceren, bespreken hoe deze effectief worden ingezet bij coronaire interventies, en vooruitblikken naar mogelijke toepassingen in het perifere en neurovasculaire veld.

 

401e9cbcba6e4c099145e111e16c353e

Gijs van Soest

15:20

De toekomst van de prothesiologie: zijn binnenkort de cruropedale revascularisaties niet meer nodig?

Jeroen Olsman, orthopedisch technoloog, OIM Orthopedie Zwolle

Biografie
Ing. Jeroen Olsman is als productgroep manager prothese & teamleider adviseurs werkzaam bij OIM, locatie Zwolle. Deze organisatie is op meerdere vooraanstaande revalidatiecentra vertegenwoordigd in Nederland voor het adviseren en verstrekken van een hulpmiddel op het gebied van pro- en orthesen. In reguliere zin houdt hij zich veelal bezig met het verstrekken van beenprothesen voor de onderste extremiteit.

Sessie informatie
Na amputatie van een gedeelte van het been wordt veelal een protheseverstrekking ingezet om de verloren mobiliteit terug te krijgen. Kwaliteit en niveau van amputatie, eventuele co morbiditeit(en) en de motorische vaardigheden van de geamputeerde bepalen voor een groot gedeelte wat de potentiële prothesegebruiker van de prothese kan verwachten als hulpmiddel.

Vanuit de toeleveranciers op het gebied van halffabricaten van prothesecomponenten is er een zoektocht gaande om een bionisch been te fabriceren. Dit alles om het eventuele gemis aan controle, aansturing of fitting van het hulpmiddel te compenseren vanuit de techniek. De beoogde prothesedrager vindt dit soort informatie terug via diverse mediakanalen en verwacht daardoor dat hij of zij op hetzelfde niveau kan functioneren met een prothese als voor de amputatie.

In deze presentatie zal er een overzicht gegeven worden van wat er tot op heden mogelijk is en of die bewuste techniek van een bionisch been, het eigen been inderdaad kan vervangen.

 

Jeroen Olsman

Jeroen Olsman

15:40

Optreden Victor Mids & uitreiking beste mondelinge presentatie

16:30

Afsluiting Vaatdagen 2023